De samenstelling van de balansploeg is aan de hand van fig.
6 duidelijk te volgen. De onderdelen, welke een directe invloed op de
grondbewerking hebben, noemen wij de actieve of werkende
delen. Hiertoe behoren het kouter, de schaar, het rister en een voorschaar.
De andere onderdelen noemen wij de passieve of niet- werkende
delen.
Het kouter dient om de te ploegen grondstrook verticaal los
te snijden, waarbij kan worden opgemerkt, dat de punt in stijve grond
dieper gesteld moet worden dan in losse, minder samenhangende grond, omdat
deze gemakkelijk afbrokkelt.
De schaar heeft tot doel de te ploegen grondstrook horizontaal
los te snijden en omhoog te voeren naar het rister, waarbij scheurtjes
in de grondstrook ontstaan.
Het rister dient om de grond verder te verkruimelen en de losgesneden
grondbalk te keren.
Een voorschaar, fig. 7, is eigenlijk een klein schaartje met ristertje,
dat alleen de bovenlaag lossnijdt en deze in de ploegvoor stort. De voorschaar
wordt vooral gebruikt bij het onderploegen van planten of plantenresten,
bijvoorbeeld stoppels, onkruid, gras en klaver.
Voor het onderploegen van lange mest wordt vaak een mestinlegger
gebruikt. Deze is hoger en smaller dan een voorschaar en is aan de voorzijde
rond, waardoor de kans op verstopping vermindert, fig. 7.
|
fig. 7-I Voorschaar en mestinlegger
|