fig. 87-I Aanbouwverstekschijveneg (Ransomes) |
|
krachten op een schijveneg De op de schijven werkende zijdelingse krachten moeten met de steunkrachten van de grond evenwicht maken. Hetzelfde geldt voor de weerstandskracht en de trekkracht. Bij een enkele schijveneg werken deze krachten zowel op het linkse als op het rechtse deel, fig. 88. De op elke schijf werkende krachten worden weer samengesteld tot een op elke helft werkende kracht R en R1, die midden tussen de beide uiterste schijven aangrijpt. Wij kunnen de krachten R en R1 in twee componenten, een in de lengterichting en een in dwarsrichting (Z en K, resp. Z1 en K1) ontbinden. De krachten R en R1 geven een aanduiding in welke richting elk van de delen wil gaan. Omdat beide delen aan een gemeenschappelijk raam zijn bevestigd, kan men R en R1 samenstellen tot de kracht T, die in de rijrichting ligt. Hieruit blijkt, dat een enkele schijveneg bij een gelijke kracht op beide delen, dus bij een gelijke belasting en bij een gelijke grondweerstand van beide delen, niet zijdelings wegschuift. Pas als R en R1 niet meer gelijk zijn, dus als b.v. R groter is dan R1, zal de schijveneg, en in dit geval naar rechts, willen uitwijken. Voor een dubbele schijveneg geldt precies hetzelfde; hij kan als twee achter elkaar gekoppelde enkele schijveneggen worden beschouwd. In fig. 88 zijn de samengestelde, op een verstekschijveneg werkende krachten weergegeven.
|
Op het voorste deel grijpen de krachten K en Z in W aan, op het achterste deel de krachten KI en Z1 in W1. Ook nu weer kan men de krachten tot twee resulterende krach-ten R en R1 samenstellen en die op hun beurt weer tot een kracht T1; wanneer de richting hiervan met de rijrichting samenvalt, zal de eg recht lopen. Indien echter de trekkracht van het achterste deel, evenals de zijdelingse kracht, groter is dan die van het voorste deel, dan zal het eerste op het laatste een zijdelingse kracht uitoefenen, fig. 88. R1 is dus groter dan R. De resulterende kracht T maakt dus een hoek met de rijrichting.
Hierdoor zal de schijveneg door de zijdelingse kracht Z1 naar rechts gaan. Men kan de zijdelingse kracht Z1 neutraliseren door de schijveneg in T aan te spannen, zodat er een tegengesteld gerichte en even grote kracht Z op de eg wordt uitgeoefend. Het aanspanningspunt zal tussen beide delen in moeten liggen en omdat de zijdelingse kracht op het achterste deel groter is dan die op het voorste deel, zal het punt dichter bij het achterste deel dan bij het voorste deel moeten liggen. Bij deze beschouwing is er van uitgegaan, dat er geen wielen die zijdelingse krachten kunnen opvangen aanwezig zijn. |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina