fig. 98-I Plaatsing tanden zigzageg fig. 99-I Tandvormen
Fig. 100-I Krachten op een egveld |
tal tanden zijn voorzien. De laatste typen eggen hebben doorgaans een
oppervlakkige werking. De werking van een eg hangt af van: krachten op eggen De grond oefent een kracht op de tanden uit. Hoe vaster de grond en hoe dieper er wordt gewerkt, hoe groter de kracht zal zijn. Indien de grond overal gelijk is en de tanden alle even diep werken, zal de resultante R, fig. 100, van alle tandkrachten in het weerstandspunt W, dat midden in het veld ligt, aangrijpen. Indien K = R is, is er evenwicht tussen de krachten en zal de eg zonder te schommelen worden voortgetrokken. De grond is echter praktisch nooit overal even vast. Ook grijpen de tanden door de oneffenheden niet overal even diep in de grond. Het gevolg is, dat W zich bijvoorbeeld naar W1 verplaatst, waar de kracht RI aan-grijpt. Op de eg werkt ten opzichte van W nu een moment R1 X WW1 dat de eg doet draaien. Hierdoor komt het trekpunt van de eg ten opzichte van het trekpunt meer naar links te liggen, fig. 101. Er ontstaat hierdoor ten opzichte van W een moment K X CW. |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina