Nederlandse index
Homepage
English index

 

fig. 98-I      Plaatsing tanden zigzageg

fig. 99-I      Tandvormen

A. Kromtand
B. Lepeltand
C. Tand scharniereg
D. Vierkante kromme tand
E. Vierkante rechte tand
F. Mes- of scheurtand
G. Ronde rechte tand

 

 

 

 

Fig. 100-I      Krachten op een egveld

tal tanden zijn voorzien. De laatste typen eggen hebben doorgaans een oppervlakkige werking. De werking van een eg hangt af van:
a. Het aantal tanden;
b. De vorm, de stand, de dikte en de lengte van de
tanden;
c. Het gewicht per tand;
d. De aanspanning;
e. De grondsoort.
Tanden, die enigszins stekend staan en wat afgeplat zijn, ontmoeten een grotere weerstand van de grond, dan dunne tanden. Deze weerstand is een voorname factor bij het schommelen van de eg. In fig. 99 worden enkele tandvormen weergegeven, namelijk:
A. Kromtand;
B. Lepeltand;
C. Tand scharniereg;
D. Vierkante kromme tand;
E. Vierkante rechte tand;
F. Mes- of scheurtand;
G. Ronde rechte tand.

krachten op eggen

De grond oefent een kracht op de tanden uit. Hoe vaster de grond en hoe dieper er wordt gewerkt, hoe groter de kracht zal zijn. Indien de grond overal gelijk is en de tanden alle even diep werken, zal de resultante R, fig. 100, van alle tandkrachten in het weerstandspunt W, dat midden in het veld ligt, aangrijpen. Indien K = R is, is er evenwicht tussen de krachten en zal de eg zonder te schommelen worden voortgetrokken. De grond is echter praktisch nooit overal even vast. Ook grijpen de tanden door de oneffenheden niet overal even diep in de grond. Het gevolg is, dat W zich bijvoorbeeld naar W1 verplaatst, waar de kracht RI aan-grijpt. Op de eg werkt ten opzichte van W nu een moment R1 X WW1 dat de eg doet draaien. Hierdoor komt het trekpunt van de eg ten opzichte van het trekpunt meer naar links te liggen, fig. 101. Er ontstaat hierdoor ten opzichte van W een moment K X CW.

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina