Nederlandse index
Homepage
English index

 

scherpen van ploegscharen ook wel eens te maken krijgen met een niet goed werkende ploeg. Blijkt het, dat dit niet door verkeerde afstelling of aankoppeling wordt veroorzaakt, dan zal men bij de gebruiker thuis of in de werkplaats moeten nagaan wat er fout is. Het is hiervoor nodig de ploeg op een vlakke, harde vloer te zetten. Men gaat dan met een lange rechte lineaal, o.i.d. meten of alles in orde is.

controle op verbogen raamdelen

Men zet de ploeg op de schaarpunten en zoolijzers. Nu behoort in de meeste gevallen het raam horizontaal te staan. Is dit niet het geval, dan zal men door nameten kunnen vaststellen welk ploeglichaam afwijkt en de oorzaak van de afwijking vaststellen. Staat het raam wel horizontaal, maar raken niet alle schaarpunten of alle einden van de zoolijzers de grond, dan zal men ook nu weer de oorzaak van een afwijking moeten opzoeken. Bij vrijwel alle ploegen moet, als de ploeg op een vlakke vloer staat, elke zuil verticaal staan. Is dit niet het geval, dan is er een grote kans, dat het betreffende ploeglichaam niet goed staat.
Men kan de stand van de ploeglichamen nameten door de verticale afstand van verschillende overeenkomstige punten van de ploeglichamen tot een aangenomen meetpunt op het raam te meten. Deze moeten voor elk ploeglichaam uiteraard gelijk zijn. Daarna meet men de onderlinge afstand tussen de overeenkomstige punten van de diverse ploeglichamen, fig. 65, die allemaal onderling gelijk moeten zijn. Vindt men afwijkingen, dan kan men door de lineaal langs verschillende raamdelen te leggen gemakkelijk vaststellen welk deel verbogen is. Zo nodig zal men dit deel moeten demonteren en vervangen of koud richten. Bij de meeste trekkerploegen is verhitten niet aan te bevelen. Het kan ook zijn, dat de verbuiging zo gering is, dat men een niet goed staand ploeglichaam door het aanbrengen van vulringen o.i.d. weer in de goede stand kan krijgen. Bij wentel- of keerploegen zal men moeten nagaan of er geen overmatige speling in de lagers, waarmee de ploeg om de langsas wentelt, is. Zo nodig wordt de speling door bijstellen of eventueel door vervanging verholpen. Zijn al deze punten in orde, dan zal de oorzaak van niet goed werken hoogstwaarschijnlijk in de werkende delen en wel in de eerste plaats de scharen moeten worden gezocht.

scharen weer in orde maken

Men dient er bij het scherpen van de scharen goed op te letten, dat deze weer het oorspronkelijke model krijgen en dat alle scharen van een meerschaarploeg gelijk worden. Het weer scherp en in model maken van een ploegschaar bestaat uit het uithalen, scherpen, richten en harden, fig. 158. Men haalt het materiaal voor het uithalen uit de verdikking op de achterkant van de schaar. Eerst wordt de afgesleten punt uitgehaald, fig. 158a.

De plaatsen waar men met de pen van de hamer moet slaan zijn in de figuur door streepjes aangegeven. De punt wordt daarna door stuiken in model gebracht, fig. 158 b. Men moet er bij het uithalen en stuiken goed aan denken, dat de punt niet te ver uitgesmeed wordt, zodat hij na montage buiten het zoolijzer uit zou steken. Na het in model brengen van de punt, wordt de snede verder uitgehaald, fig. 158 c. Indien nu de rug van de schaar kromgetrokken is wordt hij gericht, fig. 158 d, waarna de snede verder kan worden gescherpt, fig. 158 e, en zo nodig worden bijgeslepen. Hierbij kan men desgewenst ook nog aan de bovenkant van de schaar werken mits men er maar voor zorgt, dat de schaar glad en in model blijft. Wordt er bij het uithalen en scherpen een verdikking achter de snede gevormd, dan wil de ploeg later de grond niet meer in. Tenslotte controleert men nog eens of de schaar zijn correcte vorm heeft en als men de ploeg bij de hand heeft, of de schaar nog goed bij het rister aansluit. Ligt de snede te laag, fig. 16, dan zal de ploeg onregelmatig gaan lopen. Ligt de snede te hoog, fig. 17, dan wil de ploeg de grond niet in. Bij de juiste stand, fig. 18, is er een vloeiende overgang van de schaar naar het rister. Bij ploegen voor automatische diepteregeling kan het nodig zijn, dat de ploeg neiging heeft dieper te gaan werken. Men moet hieraan bij het uithalen van de schaarpunt denken en de schaar weer het voor de betreffende ploeg correcte model geven. Hierbij mag de punt van de schaar niet abrupt naar beneden gebogen zijn. Na het uithalen en scherpen wordt de schaar gehard. Hoe dit moet geschieden hangt af van het toegepaste materiaal. In verschillende gevallen wordt de schaar heet gemaakt, in water gehard en daarna tot donker kersrood verhit en ontlaten. Er zijn echter ook scharen, die na heet maken weggelegd worden en door de afkoeling de juiste hardheid krijgen. Het is verstandig de voorschriften voor de diverse merken en typen scharen bij de hand te hebben. Desgewenst kan men deze voorschriften van elke fabrikant of importeur krijgen. Er zijn tegenwoordig ook ploegen met zelfscherpende wegwerpscharen. Deze behoeven alleen in uitzonderingsgevallen door slijpen aan de achterkant te worden bijgescherpt. Slijpen aan de voorkant zou een verandering van de snijhoek tot gevolg hebben.
Een te ver afgesleten schaar en ook een versleten rister moeten door nieuwe originele worden vervangen. Kan men voor een oudere ploeg geen passend rister meer krijgen dan zal men er een moeten pasmaken. Hoe dit moet worden gedaan is op blz. 19 reeds beschreven. Men kan een versleten zoolijzer of hak gemakkelijk vervangen. Na montage van de nieuwe onderdelen moet er bij het bevestigingspunt van het zoolijzer aan de zuil weer de correctie vrije ruimte (5-30 mm) aanwezig zijn. Ook na montage van nieuwe scharen zal men hierop moeten letten en zo nodig de hak of het zoolijzer vervangen of bijstellen. Het is mogelijk een stomp geworden voorschaar door uitsmeden of slijpen weer in orde te maken. De gang van zaken lijkt veel op die bij het uitsmeden van een schaar. Een stomp geworden meskouter kan worden geslepen en soms ook wel worden uitgesmeed.

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina