Boven deze rollen is een sneldraaiende loofversnipperaar gemonteerd waarmee
het uitgetrokken loof wordt verhakseld. Achter de machine is soms een
klein freesje bevestigd die de geplukte rij met grond en loofresten afdekt,
fig. 5. Deze machines zijn nog niet algemeen in gebruik. Op die bedrijven
waarmee men er mee heeft leren werken voldoen ze echter goed. De machine
kan eventueel ook vooraan de trekker of zelfs aan de rooimachine worden
gemonteerd. De capaciteit van een loofplukker is ongeveer 1 ha per dag.
Ze worden hoofdzakelijk gebruikt door pootgoedtelers, vooral omdat de
aardappelen dan na het loofklappen (rooidatum) nog enige tijd in de grond
kunnen blijven zitten om af te harden. Het rooien zal dan later met minder
kans op beschadiging kunnen geschieden. § 2 aardappelrooimachines Aardappelrooimachines zijn in de loop der jaren steeds verder ontwikkeld.
Bepaalde oudere typen worden hier en daar nog wel gebruikt, de meeste
zijn door betere typen vervangen. In het algemeen kan de volgende indeling
worden gemaakt. a. aardappellichters Een aardappellichter bestaat doorgaans uit een stalen ploegboom, waaraan aan de voorzijde een normale trekinrichting is gemonteerd. |
fig. 7-X Bovenaanzicht van het mes van een 2-rijige
Onder de ploegboom is een ploegzuil gelast, waaraan een breed V-vormig mes is bevestigd. Dit mes heeft in het midden een punt. De beide vleugels staan iets schuin naar achteren. Achter iedere meshelft zijn een aantal opgebogen tanden gelast om de aardappelplanten wat op te lichten. De werkbreedte van een lichter van dit model is in totaal ongeveer 1 meter zodat er gelijktijdig twee rijen mee kunnen worden gelicht. Voor groen te rooien pootgoed is het een geschikt werktuig. Worden de aardappelen met deze lichter echter in rijpe toestand gerooid, dan worden de reeds los zittende aardappelen te veel in de grond verspreid en kost het rapen aanzienlijk meer tijd, fig. 7. b. werprooiers Een werprooier, fig. 8, is een aardappelrooimachine waarbij het werkende deel bestaat uit een sneldraaiende as, voorzien van lange vorkvormige tanden. Onder dit werprad is de rooischaar gemonteerd. De rooischaar is bij de meeste machines gemakkelijk verstelbaar. De aandrijving van het werprad geschiedt door de beide grote loopwielen. Tijdens het werk wordt de aardappelrug door het draaiende zeefrad naar een zijde uit elkaar geworpen. De meeste aardappelen liggen dan op de losse uitgeworpen grond en kunnen gemakkelijk worden geraapt. Het is echter nodig om de verspreid liggende aardappelen op te rapen voordat de volgende rij wordt losgewerkt. De losse grond van de volgende rij zou de op de grond liggende aardappelen van de vorige rij bedekken. Werpradrooiers zijn, en worden nog steeds, in diverse typen gefabriceerd. Sommige hebben de lange tanden van de vorken direct vast op de centrale as bevestigd, bij andere werprooiers worden de vorken gestuurd en blijft de stand van de tanden tijdens het werk ongeveer verticaal, fig. 9. Om de breedte van de uitgeworpen rug te beperken wordt soms aan de werpzijde een uitgespreide zak aan een staaf opgehangen. Soms ook wordt de aardappelrug geworpen in een naast de machine meegetrokken korf, fig. 10. In deze korf wordt de grond voor het grootste deel uitgezeefd en komen de aardappelen schoner op de grond te liggen. |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina