slingerdunners De slingerdunners, fig. 12, hebben heen- en weergaande mesjes. Bij de
Vicon worden zij door een tuimelschijf op de dwarsas heen en weer bewogen.
De dwarsas wordt door loopwielen of door de trekkeraftakas aangedreven.
Door de heen- en weergaande beweging van de mesjes en de voortgaande beweging
van de machine volgen de mesjes de in fig. 13 weergegeven baan en slaan
daarbij op regelmatige afstanden door de rij bietenplantjes. (S) |
Vergelijken wij nu een theoretisch geval, dat alle zaadjes bijvoorbeeld
op 5 cm onderlinge afstand van elkaar liggen, dan blijkt dat het aantal
bbd bij een gewas, na dunnen met één groot mes of met twee
kleine mesjes niet veel uiteen zal lopen, maar wel de regelmaat. Bij gebruik
van één groot mes komen meer bietenplanten op een te grote
onderlinge afstand dan bij gebruik van twee mesjes. Bij de laatste methode
is de regelmaat van de afstanden in de rij groter. In de praktijk zal
het, omdat de hier aangenomen zaairegelmaat nog niet is bereikt, iets
anders liggen. Toch is bij een goede stand het gebruik van twee mesjes
boven dat van één te prefereren. Naarmate de regelmaat van
zaaien toeneemt, zal dit belangrijker worden en zal men de slag bij de
situatie moeten aanpassen. Indien de oppervlakte van het perceel door
regen een harde korst heeft gekregen, kan men beter één
mesje gebruiken. Bij gebruik van twee mesjes worden namelijk de bietenplantjes
door de korst meegenomen. Men kan de rijendunner ook gebruiken voor het
in de rij wieden, waarbij pennen i.p.v. mes-jes worden gebruikt. Deze
worden o.a. wel in blauwmaanzaad en erwten gebruikt. |
fig. 13-V Schema werking slingerdunner |