fig. 6-VIII Verloop van de messnelheid bij het ronddraaien van de krukas
Het snijmechanisme Een vingerbalk, fig. 3, bestaat uit een zwaar stalen balklichaam (strip), waaraan de vingers, de mesdrukkers, de wrijfplaten en de binnen- en buitenschoen met bouten zijn bevestigd. De heen- en weergaande mesjes knippen het gewas tegen de vaste of verwisselbare snijkanten van de vingers af, fig. 4. Doordat de vingerbalk tegelijk met de beweging van het mes vooruit beweegt ontstaat er een tamelijk ingewikkeld patroon van plekken waar het gewas in elk geval wordt afgeknipt en plekken waar dit theoretisch niet het geval is, fig. 5. Zolang de plekken waar theoretisch niet wordt geknipt klein zijn worden de daar staande stengels na iets ombuigen toch afgeknipt. Wordt de rijsnelheid ten opzichte van de messnelheid vergroot dan worden de 'niet geknipte' plekken groter en krijgt men ruwer werk en een groter kans op stropen. De ervaring heeft geleerd, dat de gemiddelde messnelheid minstens twee keer de rijsnelheid moet zijn. Men kan ook stellen dat er per meter rijden 10 krukasomwentelingen nodig zijn. Is de gemiddelde messnelheid abnormaal groot ten opzichte van de rijsnelheid dan zal althans een deel van het gewas meer dan een keer worden doorgeknipt wat verliezen geeft. Bij een middel- of fijne balk zijn de 'niet geknipte' plekken kleiner dan bij een grove balk. Het gewas wordt dus voor het knippen minder ver omgebogen en de stoppels korter. Het mes heeft een binnenste- en een buitenste dode punt. |
Door de krukaandrijving is de messnelheid vlak bij de dode punten lager dan er midden tussen in, fig. 6. Na 90° draaien van de kruk heeft het mes zijn grootste snelheid bereikt en vermindert dan weer tot het mes na 180° draaien van de kruk in het andere dode punt staat. Nu keert het mes terug, waarbij na 270° de volle snelheid is bereikt, die afneemt tot het mes na 360° draaien van de kruk weer in de beginstand is. Het is niet praktisch met een steeds variërende messnelheid te werken. Men neemt daarom de gemiddelde messnelheid, dat is het aantal meters die het mes per seconde aflegt. Is de slag S meter en het krukastoerental n omwentelingen per minuut dan is de per krukasomwenteling afgelegde afstand 2 x S en de per minuut afgelegde afstand 2 x S x n. De gemiddelde messnelheid wordt in meters per sec. (m/sec) uitgedrukt. Dus: Vg =n/60 x 2 x S. m/sec. Het zal duidelijk zijn, dat er een zekere snelheid van de snijkant van
een mesje nodig is om vlot te knippen. Men heeft daarom bij een grove
balk de drijfstang zo lang gemaakt, dat de mesjes op de dode punten precies
in de vingers liggen, fig. 7a. Bij een dergelijke vingerbalk is de afstand
hart op hart van de vingers 3 inch (duim). Ook de afstand hart op hart
van de mesjes en de slag van het mes zijn 3 inch. Bij een middelbalk is
de vingerafstand 2 inch; de slag van het mes en de mesjesafstand is net
als bij de grove balk 3 inch, fig. 7b. Hierbij liggen de mesjes in het
dode punt om de andere in een vinger en midden tussen twee vingers. Dit
levert door de ten opzichte van de slag van het mes groter aantal snijvlakken
geen bezwaar op. Bij een fijne balk is de vingerafstand 11/2 inch; het
mes en de slag daarvan zijn als bij de andere balken, fig. 7c. Dit betekent,
dat een mesje bij elke slag door twee vingers gaat. Zou men bij een fijne
balk de dode punten in de vingers leggen dan was de messnelheid op het
moment van knippen nog te klein. Men heeft deze moeilijkheid omzeild door
de dode punten midden tussen de vingers te leggen. De Mörtl Universal
Rasant balk heeft afwijkende maten. De vingerafstand en de afstand tussen
de mesjes is 58 mm; de slag van het mes is 116 mm. Deze naar verhouding
van de vingerafstand grote slag levert een voor het krukastoerental hoge
gemiddelde messnelheid op. |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina