Nederlandse index
Homepage
English index

 

fig. 124-VIII Rotor van een maaikneuzer

 

 

 

 

de maai- en snijinrichting

De rotor bestaat uit een as met daaraan scharnierend bevestigde klepels, fig. 124. De as loopt in twee aan het raam bevestigde zelfinstellende kogellagers. Het model van de klepels is een compromis tussen goed afslaan, schoon oprapen van voorgedroogd materiaal en voldoende ver wegwerpen. Daarnaast wordt als eis gesteld een sterke bevestiging, een voldoende tang scherp blijven en gemakkelijk slijpen. Tot nu toe is er een grote variatie in de vorm en de bevestiging van de klepels, waarbij elk zijn specifieke eigenschappen heeft, fig. 125.
Bij enkele machines worden symmetrische klepels met twee snijvlakken gebruikt, zodat men door omdraaien van de klepels nieuwe snijvlakken ter beschikking krijgt. Voor maaikneushakselaars en voor klepelmaaiers, dus machines, die het gewas niet ver omhoog behoeven te werpen worden wel klepels met een andere vorm toegepast. Het zijn a.h.w. gebogen messen. Bij sommige maaikneuzers kunnen de normale klepels door speciale voor het stukslaan van maaistengels en snoeihout of voor het klappen van aardappelloof worden vervangen.
De klepels zitten meestal met aparte geborgde pennen of met geborgde doorgaande assen aan de rotoras bevestigd, fig. 124 en 126.

fig. 125-VIII Enkele typen klepels

fig. 126-VIII

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina