fig. 61-IX | |
dorsorganen In principe wijken de dorsorganen weinig af van die bij een dorsmachine. Doordat de toevoer regelmatiger is, kan de dorstrommel relatief licht zijn en is het mogelijk de dorsorganen iets nauwkeuriger op net uitdorsen af te stellen dan bij een dorsmachine. Meestal is er een snelverstelling van de mantel aanwezig, fig. 61. Het is bij maaidorsers mogelijk het trommeltoerental en dus de omtreksnelheid van de trommel gemakkelijk te veranderen. De laatste jaren wordt meer en meer een variator in de trommelaandrijving toegepast. | Het is dan mogelijk de omtreksnelheid onder het werk of bij
draaiende machines te veranderen. De manteldraden liggen om dichtkoeken van de mantel tegen te gaan hoger in de mantellijsten dan bij dorsmachines. Voor moeilijk te dorsen produkten, zoals bijvoorbeeld graszaad, kan bij Claas de steenvanggoot worden omgeklapt, zodat de geribde onderkant daarvan de dors-werking verscherpt, fig. 61. Bij vele andere merken kan men de mantel aan de buitenkant met korterplaten afdekken of geribde wrijflijsten in de mantel aanbrengen, fig. 62. |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina