Nederlandse index
Homepage
English index

 

fig. 84-IX

De palkoppeling lijkt meestal veel op die van een binder, maar heeft in tegenstelling met die van een binder maar één meeneemnok. Hij wordt door een op de voortschuivende pakken lopend meetwiel in werking gesteld, fig. 85. Bij de knoopapparaten komen in hoofdzaak drie typen voor, namelijk het Deering-, het Mc.Cormick- en het Piano type. De eerste twee komen vrijwel geheel met de bij binders gebruikte typen overeen; de laatste komt bij binders niet meer voor. Claas past een variant op de Mc.Cormickknoper toe, fig. 86 a t/m e. Bij het knopen legt de naald het touw over de knoperbek en langs de nok van de touwhouderschijf (a). Daarna draait de bek en maakt hij een lus in beide touwen.

Tegelijk draait de touwhouderschijf, waardoor het touw uit de naald via de uitsparing in de schijf tussen de schijf en de touwklem komt (b). De bek opent (c) en sluit vlak voor hij zijn omwenteling heeft voltooid en pakt beide touwen (d). De touwhouderschijf is tegelijk verder gedraaid, waarbij het oorspronkelijke touw wordt losgelaten en dat uit de naald goed ingeklemd. Dit touw, dat nog met de gevormde knoop is verbonden, wordt dan door de nok van de touwhouderschijf tegen het vaste mesje gedrukt en doorgesneden (d). Tenslotte wordt de knoop door het voortschuiven van het pak van de knoperbek getrokken en daarmee de knoop voltooid (e).

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina