CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK XII — AFSTELGEGEVENS

 

Paragraaf 54

TOELICHTING OP AFB. A 59 TOT EN MET A 67

 

Bij de bespreking van de verschillende onderdelen is reeds gewezen op de afstelgegevens die in dit hoofdstuk verzameld zijn. De meeste kolommen spreken voor zichzelf en hebben dus geen bijzondere toelichting nodig; bij enkele zijn een paar opmerkingen op zijn plaats.

De compressiedruk wordt gemeten tijdens het ronddraaien van de motor door middel van de startmotor; is deze niet aanwezig dan moet men de motor met de slinger bewegen. De compressiemeter zal in dat geval iets lager aanwijzen door de geringe draaisnelheid.

Bij mengselmotoren wordt de meter stevig in het bougiegat gedrukt en de gasklep geheel geopend; bij dieselmotoren moet de meter in het verstuivergat vast geklemd worden d.m.v. bouten.

De opmeettijd dient voor elke cilinder precies gelijk te zijn. Voor een dieselmotor heeft men een meter nodig die een hogere druk kan aanwijzen dan die welke bij een mengselmotor gebruikt wordt. Wanneer de meter kg per cm2 aanwijst dan kan de druk in ponden per vierkante duim (lbs/sq ") berekend worden omdat 1 kg per cm2 = 1 atm. = 15 lbs/sq ".

Ook omgekeerd kunnen atm. berekend worden, wanneer de meter in lbs aanwijst.

Bij een gebruikte trekker zal de compressie lager zijn dan bij een nieuwe; er mag echter niet meer dan 5 pond verschil zijn tussen de diverse cilinders. Wanneer in een of andere cilinder weinig of geheel geen compressie gemeten wordt, dan kan door het inspuiten van een beetje dikke olie op de zuiger geconstateerd worden of de zuigerveren of de kleppen de oorzaak zijn van compressieverlies; bij lekkende of vastzittende veren zal de olie een tijdelijke afdichting geven. Ook een lekke koppakking geeft compressieverlies.

Bij de ontstekings - of inspuitvolgorde is gerekend dat de 1e cilinder de cilinder is die het verst van het vliegwiel af ligt; alleen bij Deutz is de 1e cilinder die welke zich naast het vliegwiel bevindt.

A betekent dat het merk van het ontstekingstijdstip te vinden is op de snaarschijf aan de voorkant van de motor en B dat het merk op het vliegwiel is aangebracht.

De vlotterhoogte aangeduid met A betekent de afstand van bovenkant vlotter tot rand van de vlotterkamer met afgenomen deksel. B is de afstand van onderkant vlotter tot bovenrand vlotterkamer. In enkele gevallen is het niveau opgegeven waarmee de afstand van de vloeistofspiegel tot de bovenrand vlotterkamer bedoeld is.

De boutspanning is aangegeven in voetponden; bij gebruik van een momentsleutel met aanduiding in mkg rekent men dat 13 mkg = 100 voetponden. Een uitzondering in de tabellen van boutspanningen maken de Deutz-motoren. De fabrieksvoorschriften luiden voor de typen FL 514 en FL 612 dat de bouten met de hand moeten worden ingedraaid en daarna met een dop- of pijpsleutel zonder hefboom vastgetrokken moeten worden. Tenslotte moeten de bouten van 10,3 mm kruisgewijze elk nog 3 X 45 ° en bouten van 9,2 mm eerst 1 X 45 ° en daarna 2 X 60 ° rondgedraaid worden, alles bij koude motor.

Aan het slot van deze toelichting dient nog te worden opgemerkt dat alle gegevens betrekking hebben op de huidige stand van zaken.

 

 

 

Blad 108 — Zie hierbij Afb. A 59, A 60, A 61, A 62, A 63, A 64, A 65, A 66, A 67, A 67a

 

Blad 107           Blad 109

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010