CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK XIII — MOTORSTORINGEN

 

Paragraaf 57

STORINGEN BIJ GLOEIKOPMOTOREN I (Afb. A 71 en A 72)

 

A. Motor wil niet aanslaan

 

1. Brandstoftoevoer.

Wanneer een gloeikopmotor niet wil starten gaat men eerst na of er wel voldoende brandstof in de tank is en vervolgens controleert men de stand van de kraan in de leiding. Is deze open dan is het mogelijk dat het brandstoffilter verstopt is.

Lucht in de brandstofleiding is gemakkelijk te verwijderen, door de wartelmoer aan de brandstofpomp los te nemen en zolang met de hand te pompen, dat er gasolie zonder luchtbellen uitkomt.

 

2. Compressie.

Het te gemakkelijk ronddraaien van de krukas kan veroorzaakt worden door het vastzitten van de zuigerveren in de sponningen. Is dit het geval, dan blaast de gecomprimeerde lucht langs de zuiger in het carter. Om deze veren weer los te krijgen is er soms een kraan aangebracht, waarin men een kleine hoeveelheid petroleum kan gieten die de veren losweekt. Lukt het op deze manier niet, dan moet de zuiger uitgenomen en de veren losgeweekt worden met spiritus. Daarna worden veren en sponningen goed schoongemaakt en alles weer op zijn plaats gebracht. Voor het uit de sponningen halen van de veren kunnen weer stalen plaatjes gebruikt worden; slaan op de veren moet ten sterkste afgeraden worden, omdat dit meestal breuk ten gevolge heeft.

Compressieverlies kan ook veroorzaakt worden door het lekken van de koppakking; is dit de oorzaak, dan moet de koppakking vernieuwd worden. Tenslotte kan de cilinder zodanig uitgesleten zijn, dat deze uitgeboord en een nieuwe zuiger aangebracht moet worden. Met het vernieuwen van de zuigerveren kan men in vele gevallen de compressie wel weer op peil brengen.

Daar bij deze motoren het carter bij de cilindervulling betrokken wordt heeft het lekken van de krukkastpakking invloed op de vulling van de cilinder. Ook het lekken van de luchtklep heeft een nadelige invloed; deze luchtklep kan men bereiken na het wegnemen van het luchtfilter. Daarna kan men nagaan, of er ook klepjes verbogen of gebroken zijn. Voorts kan de luchttoevoer belemmerd worden door een verstopt luchtfilter. De kokosvulling wordt dan uit het filter genomen, schoongespoeld in petroleum of gasolie en daarna gedroogd. Daarna zet men de beide filtercilinders weer in elkaar en stopt de vulling er met een houtje gelijkmatig tussen. Hierbij mogen geen holten overblijven, maar ook mag de vulling niet te vast gestopt worden. In het eerste geval zal de lucht ongezuiverd door de gaten gaan, in het tweede geval zal er in het geheel geen lucht door het filter kunnen gaan.

Tenslotte wordt de buitenkant van de vulling ingesmeerd met een afgepaste hoeveelheid smeerolie, waarin het fijne stof blijft hangen.

 

3. Verstuiving.

Als de pakking van de brandstofpomp lekt, zal deze niet voldoende druk kunnen leveren en verdient het aanbeveling om de pakkingmoer aan te zetten, echter niet te zwaar, want dan blijft de plunjer hangen en zal er in het geheel geen brandstof ingespoten worden.

 

 

Blad 124 — Zie hierbij Afb. A 71 en A 72

 

Blad 123           Blad 125

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010