PRAKTIJKCURSUS TREKKERMECANICIEN

KLEPPENDIAGRAMMEN

(Afb. B 13)

 

Onder een kleppendiagram verstaan we een tekening waarin schematisch wordt weergegeven, hoe lang de inlaat- en de uitlaatperiode in graden duurt. Tevens is uit het diagram op te maken, hoe ver de uitlaat- en de inlaatperiode elkaar overlappen. In afb. B 13 zijn van een serie trekkermotoren de kleppendiagrammen tot één diagram samengevoegd. Hierdoor is wel heel duidelijk geworden dat deze perioden bij alle motoren lang niet gelijk zijn. Dit onderlinge verschil is een gevolg van het verschil in toerental, slaglengte, plaats van de kleppen, enz. enz.

Bekijken we nu het uitlaatklepdiagram, dan zien we dat de uitlaatklep al open gaat voor de zuiger in zijn Onderste Dode Punt is. De werkslag van de zuiger wordt niet volledig benut, maar de voordelen die hierdoor ontstaan wegen ruimschoots tegen dit nadeel op. Op het moment dat de uitlaatklep open gaat is de druk op de zuiger al zover gedaald, dat het nuttig effect zeer gering geworden is. Zodra de uitlaatklep open is, kunnen de uitlaatgassen ontwijken. Hierdoor zal de druk in de cilinder snel dalen. De weer omhoog gaande zuiger heeft dan bij het uitdrijven van de verbrandingsgassen geen druk meer te overwinnen, waardoor de uitlaatslag minder kracht vraagt. Bovendien hebben de uitlaatgassen door het vóóropenen van de uitlaatklep meer tijd om te ontwijken, zodat er minder uitlaatresten achter blijven. De achterblijvende resten vervuilen het verse mengsel, waardoor een mengsel van slechte kwaliteit ontstaat. Hierbij valt nog op te merken dat het verschil maakt of de resten die toch nog achterblijven, afkomstig zijn van een totale dan wel van een slechte verbranding. Om een totale verbranding te krijgen moeten de ontsteking, de carburatie en de motortemperatuur volledig in orde zijn. Aan het eind van de uitlaatslag staat de zuiger evenals in het O D P praktisch stil, terwijl de uitlaatklep nog open staat. Door de uitstroomsnelheid van de uitlaatgassen zal nog een gedeelte van het aanwezige gas mee naar buiten gesleurd worden. Ook de lengte en de vorm van de uitlaat spelen hierbij een grote rol. Doordat de inlaatklep al open gaat voordat de uitlaatklep dicht is, zullen de uitstromende gassen een zuigende werking op de inlaatopening uitoefenen. Zodra de zuiger met lage snelheid aan de inlaatslag begint is het verse gas reeds bezig toe te stromen. De snelheid van de zuiger wordt gaandeweg hoger en neemt tegen het eind van de inlaatslag weer af om in het O D P, waar de zuiger weer van richting verandert, even stil te staan. De toestromende gassen kunnen de zuiger niet zo snel volgen en er blijft boven de zuiger dan ook een kleine onderdruk. Hierdoor blijven de gassen toestromen terwijl de zuiger al weer naar boven gaat. Door het toestromende gas en doordat de ruimte boven de zuiger steeds kleiner wordt, zal de onderdruk opgeheven worden. Op dat moment moet de inlaatklep dicht gaan. Na het sluiten van de inlaatklep begint de compressie.

 

 

Blad 28a Zie hierbij Afb. B 13

 

Blad 28           Blad 29

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010