CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK VII — ELEMENTAIRE ELEKTRISCHE BEGRIPPEN

 

Paragraaf 25

MAGNETISME (Afb. A 28)

 

Er bestaan twee soorten magneten nl. natuurlijke magneten en kunstmatige magneten.

Hoewel magnetisme onzichtbaar is kan men het met behulp van ijzervijlsel, uitgestrooid op een plaat van glas of op papier, waaronder zich een magneet bevindt, aantonen. Het ijzervijlsel zal zich, wanneer er tegen de plaat getikt wordt, volgens bepaalde lijnen, de zogenaamde krachtlijnen waaruit de invloedssfeer op het magnetische veld van de magneet is opgebouwd, in een bepaalde figuur rangschikken (zie fig. 1 en 2). In fig. 1 heeft men een hoefmagneet en in fig. 2 een staafmagneet gebruikt. Een magneet heeft twee polen: een noordpool en een zuidpool .

Vrij opgehangen zal een magneet de stand aannemen volgens de lijn noord­zuid (kompasnaald). De noordpool van de magneet wijst dan naar de magnetische noordpool van de aarde.

De krachtlijnen lopen, zoals theoretisch aangenomen wordt, van de noordpool naar de zuidpool .

Een magneet is in staat een andere magneet aan te trekken mits een noordpool tegenover een zuidpool komt (fig. 3): ongelijknamige polen trekken elkaar aan . Twee noordpolen stoten elkaar af (fig. 4) evenals twee zuidpolen: gelijknamige polen stoten elkaar af .

Een stuk weekijzer zal eveneens door een magneet worden aangetrokken; het weekijzer wordt tijdelijk ook magnetisch . Zodra de magneet bij het stuk weekijzer weggehaald wordt verliest dit zijn magnetische kracht voor het grootste deel. Een geringe magnetische kracht — het remanent magnetisme — blijft echter steeds aanwezig. Wordt daarentegen een stuk gehard staal in de buurt van een magneet gebracht dan zal het staal moeilijk magnetisch worden. Nadat echter de magneet weggehaald is blijft het staal zelf zeer lang magnetisch: dit wordt permanent magnetisme genoemd. Een magneet bestaat evenals alle andere stoffen uit moleculen ; elke molecule is hier een kleine magneet. Bij een magneet zijn alle noordpolen van de moleculen naar een zijde gericht en alle zuidpolen naar de tegenovergestelde zijde (fig. 5).

In gewoon ijzer liggen de moleculen, hoewel ze zelf wel magnetisch zijn, geheel door elkaar (fig. 6).

Bij weekijzer richten de moleculen zich gemakkelijk in de goede richting, maar raken na het opheffen van de kracht weer direct in wanorde. Bij staal gaat het richten moeilijk, maar de moleculen blijven na het richten steeds naar één kant gericht liggen: dus staal blijft magnetisch. Het krachtlijnenveld omgeeft de magneet als een soort pluim (fig. 2); dit wordt naarmate het verder van de magneet afligt, zwakker. Door de lucht verplaatsen de lijnen zich veel minder gemakkelijk dan b.v. door ijzer.

Legt men een stuk weekijzer tussen de polen van een magneet (fig. 7) dan bundelen zich alle krachtlijnen en gaan deze door dat stuk ijzer. Wanneer men een magneet uit een of ander toestel demonteert is het dus nodig om een stuk ijzer tussen de polen aan te brengen om verzwakken van het veld te voorkomen.

 

 

 

 

Blad 5 7 Zie hierbij Afb. A 28

 

Blad 56           Blad 58

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010