CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK VIII — ELEKTRISCHE ONTSTEKING
Ook weet men dat de richting van de stroom, welke het gevolg is van een spanning in een gesloten geleider, afhankelijk is van de richting waarin men de geleider beweegt. In fig. 3a, b en c is het principe van de magneetwerking afgebeeld. Tussen de benen van een hoefmagneet, waar het krachtlijnenveld het sterkst is, wordt een gebogen geleider rechtsom bewogen. In fig. 3a is de witte kant van de geleider aan de zijde van de noordpool en de zwarte aan die van de zuidpool afgebeeld. De richting van de stroom is in het witte gedeelte naar achteren en in het zwarte gedeelte naar voren gericht. Op het moment dat de geleider in horizontale stand is, zoals in fig. 3a, worden de meeste krachtlijnen gesneden en is dus de stroomsterkte ook het grootst . Naarmate de geleider de verticale stand nadert (fig. 3b), wordt het aantal gesneden krachtlijnen minder en daardoor ook de stroomsterkte . In de verticale stand is de geleider zelfs een moment stroomloos; op dit moment heeft de stroom gelegenheid van richting te veranderen , want nu gaat de witte kant van de geleider langs de zuidpool en de zwarte langs de noordpool (fig. 3c). De stroomrichting is dus tegengesteld aan de stroomrichting weergegeven in fig. 3a. Hoe het verloop is kan men zien in de grafische figuur er onder. Deze stroomgang noemt men wisselstroom in tegenstelling met gelijkstroom , die steeds in één richting vloeit.
In fig. 4a en 4b vindt hetzelfde plaats als in fig. 3 maar nu met een draaiende magneet tussen twee poolschoenen , verbonden door een weekijzeren kern waar omheen een draadwinding is aangebracht welke aangesloten is op een meter. Zoals men weet gaan de krachtlijnen gemakkelijker door geleidend materiaal, b.v. weekijzer dan door de lucht. Om deze reden is dan ook tussen de polen een stuk weekijzer aangebracht. Wanneer de magneetpolen tegenover de poolschoenen staan zullen de krachtlijnen van de noordpool via de ene poolschoen door de ijzerkern over de andere poolschoen naar de zuidpool gaan en zo dus een kringloop vormen. In de horizontale stand van het anker zullen alle door de magneetpolen uitgezonden krachtlijnen via het anker en de ijzerkern gaan. De krachtlijnen, die door de ijzerkern gaan, zullen de er omheen gewonden winding snijden waardoor dus een spanning in de spoel wordt geïnduceerd; de stroom doet de meter in een bepaalde richting uitslaan. Naarmate de magneet de stand benadert zoals in de fig. 4a en b is getekend, zullen een aantal krachtlijnen door de lucht verlopen waardoor dus het veld afzwakt. Er blijft echter een behoorlijk sterk veld bestaan dat de verbinding tussen magneetpool en poolschoen nog in stand houdt, terwijl de magneetpool al voorbij de poolschoen is gedraaid (fig. 4a). Men kan zich de krachtlijnen voorstellen als een serie dunne elastiekjes die in de draairichting van het magneetanker meerekken en die dit anker niet willen loslaten. Wanneer men met de hand een magneet ronddraait kan men dit verschijnsel goed voelen. De krachtlijnen zijn echter niet zo sterk dat ze dit kunnen volhouden en deze breken op een gegeven moment af. Dit moment is niet getekend maar het ligt tussen de stand van fig. 4a en fig. 4b in. Op dit moment gaan dus door de weekijzeren kern geen krachtlijnen en valt de wijzer van de meter in de middenstand, daar de spoel dan ook stroomloos is. Het volgende moment heeft de magneet alweer een ander veld opgebouwd (fig. 4b), hetgeen tegengesteld is aan dat van fig. 4a; hierdoor wordt in de winding ook een stroom veroorzaakt welke tegengesteld verloopt, hetgeen door de uitslag van de meter bewezen wordt. De grafische voorstelling van het stroomverloop is onder de fig. 4a en 4b weergegeven. In de figuren van afb. A 39 wordt de werking van het magneetontstekingsapparaat weergegeven. Fig. 1. stelt een magneet voor op het moment voordat de primaire stroom onderbroken wordt.
Blad 70 — Zie hierbij Afb. A 38 en A 39
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |