CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK IX — BRANDSTOFSYSTEMEN VAN DIESELMOTOREN

 

Paragraaf 36

ALGEMENE SAMENSTELLING (Afb. A 41, fig. 1)

 

In hoofdzaak komen de brandstofinspuitsystemen van verschillende dieselmotoren met elkaar overeen; bij deze systemen komt een inspuitpomp voor, welke de brandstof onder hoge druk naar de verstuiver perst, die brandstof in fijn vernevelde toestand in de verbrandingskamer van de motor brengt, waar ze met de gecomprimeerde hete lucht in aanraking komt en verbrandt. Fig. 1 geeft de algemene opstelling en het systeem weer van een bekende inspuitapparatuur. De hier toegepaste tank heeft twee afdelingen waarvan de kleinste afdeling als reserve dient. De twee leidingen uit de tanks komen in de afsluitkraan bijeen; onder de kraan bevindt zich een bezinkkolf waarin grof vuil, zoals zand, en ook water achterblijft. Vervolgens gaat de brandstof naar het primaire of eerste filter , waarin fijne verontreinigingen tegengehouden worden, en komt dan gedeeltelijk in de toevoerpomp. Bij motoren waar de tank hoger ligt dan de brandstofpomp is een toevoerpomp niet strikt nodig, maar toch met het oog op een constante druk in de toevoer (± 1,2 atm.) gewenst. De toevoerpomp perst de brandstof door het secundaire filter naar de brandstofinspuitpomp ; het teveel aan brandstof komt weer in de toevoerleiding terecht.

De brandstofpomp perst de brandstof via hogedrukleidingen naar de verstuivers onder een druk van 80—200 atm.

De brandstof, welke langs de verstuivernaalden omhoog komt — de lekolie —, wordt via de lekolieleiding terug geperst naar de tank.

 

 

Paragraaf 37

TOEVOERPOMPEN (Afb. A 41)

 

In fig. 2a, b en c is het principe van een toevoerpomp weergegeven. Nok 1 drukt via een rol 2 en stang 12 zuiger 11 omhoog; veer 7 duwt de zuiger weer omlaag. Bij het omlaag gaan van de zuiger opent zich klep 8 en via leiding 9 stroomt brandstof in kamer 10. Uit kamer 10 kan de brandstof via klep 6 geperst worden in ruimte 5 of via kanaal 4 in ruimte 3. Is er in de inspuitpomp brandstof nodig dan zal bij omlaaggaande zuiger de brandstof uit 3 via 4 naar 5 en daardoor heen naar de inspuitpomp stromen (fig. 2a). Is er weinig of geen brandstof nodig dan zal de omhooggaande zuiger de brandstof via klep 6 en leiding 4 naar 3 voeren (fig. 26). De zuiger blijft nu hangen onder druk van veer 7; nok en stootstang blijven echter op en neer gaan. Zodra er brandstof nodig is duwt de veer de zuiger naar beneden waardoor de zuiger de brandstof onder constante druk via 4 naar 5 duwt (±1,2 atm.).

In fig. 3 is de werkelijke uitvoering van een toevoerpomp getekend. Met een handpompje kan men de brandstofleidingen volpompen wanneer deze bijvoorbeeld ontlucht zijn. Via de toevoerleiding passeert de brandstof een voorreiniger en de zuigklep en komt dan in de zuigruimte , waarin de zuiger en de veer zich bevinden. De stootrol met daarachter de nok duwen de zuiger omhoog; de veer drukt de zuiger terug. Onder de zuiger bevinden zich de persruimte en de persklep . Nadat de brandstof de persklep is gepasseerd komt deze in de afvoer naar de brandstofpomp.

 

 

Blad 73 Zie hierbij Afb. A 41

 

Blad 72           Blad 74

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010