CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK XIV DRAGEND GEDEELTE EN RACHTOVERBRENGINGSORGANEN

 

Paragraaf 60

 

ELEMENTAIRE BEGRIPPEN (Afb. A 74)

 

Kracht

Het begrip kracht kunnen we omschrijven als de oorzaak, die een verandering teweeg brengt in de toestand van rust of beweging waarin een lichaam verkeert.

Als eenheid van kracht heeft men de kg aangenomen.

De trekker van fig. 1 kan op de wagen een bepaalde kracht K uitoefenen; de mogelijkheid bestaat nu dat de kracht te klein is om de wagen in beweging te brengen. Pas wanneer de kracht K zo groot wordt dat de wagen gaat rijden wordt er arbeid verricht.

 

Arbeid

Men verricht arbeid wanneer het lichaam waarop men een kracht uit­oefent in de richting van die kracht verplaatst wordt. De verrichte arbeid is dan gelijk aan kracht X weg (kg X m) en wordt uitgedrukt in de eenheid kgm.

Stel dat in fig. 2 de kracht K = 375 kg is en de weg W = 2m, dan is er dus een arbeid verricht van A = K X W = 375 X 2 = 750 kgm. Verder is belangrijk in welke tijd deze arbeid verricht wordt. Brengt men de tijdsfactor in rekening dan krijgt men te maken met het begrip vermogen.

 

Vermogen

Onder vermogen verstaat men de hoeveelheid arbeid welke in de eenheid van tijd, de seconde, verricht wordt.

Wanneer de trekker 1 sec. nodig heeft om de wagen 2 m te verplaatsen dan wordt er dus per sec. 750 kgm arbeid verricht.

Men zegt dan dat het vermogen gelijk is aan 750 kgm/sec.

Daar men in de techniek met grote vermogens te maken heeft, gebruikt men de eenheid paardekracht (pk). 1 pk is gelijk aan het vermogen om in 1 sec. een arbeid te verrichten van 75 kgm (1 pk = 75 kgm/sec).

Het vermogen van de trekker in fig. 2 is dus 750 / 75 = 10 pk.

In het voorbeeld was de snelheid van de trekker 2 m/sec. = 2 X 60 = 120 m/min. = 120 X 60 = 7200 m/h = 7,2 km/h (h = hour of heure, resp. het engelse en franse woord voor uur).

Bij deze snelheid kan de trekker met een vermogen van 10 pk een trekkracht uitoefenen van 375 kg.

Nu is het mogelijk deze trekkracht te vergroten door de snelheid te verminderen.

Brengt men de snelheid met behulp van de wisselbak omlaag tot 3,6 km/h dan verplaatst zich de trekker met wagen 3600 : 3600 = 1 m/sec. Bij gelijk toerental van de motor blijft het vermogen 10 pk, en afgezien van de verliezen in de overbrengingsorganen is dit vermogen ook beschikbaar aan de trekhaak.

Per sec. wordt er dus een arbeid verricht van 10 X 75 = 750 kgm. Daar de arbeid gelijk is aan kracht maal weg vindt men voor de kracht K = A / 1 = 750 / 1 = 750 kg. M.a.w. als de tijd 2 X zo groot is, is ook de kracht 2 X zo groot; de totale arbeid blijft gelijk.

 

 

Blad 144 — Zie hierbij Afb. A 74

 

Blad 143            Blad 145

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010