CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK XIV DRAGEND GEDEELTE EN RACHTOVERBRENGINGSORGANEN
Paragraaf 61
PRESTATIEKROMMEN VAN DE MOTOR (Afb. A 74)
De theorie van kracht, arbeid, vermogen en draaimoment of koppel is eveneens van toepassing op de verbrandingsmotor.
Bij het begin van de werkslag heerst er boven de zuiger een verbrandingsdruk van p kg/cm2; vermenigvuldigd met de oppervlakte van de zuiger geeft dit een totale kracht p kg op de zuiger.
Door deze kracht p zal de zuiger zich over een afstand gelijk aan de slag verplaatsen, waardoor dus arbeid geleverd wordt.
Daar dit bovendien plaats vindt in een bepaalde tijd kan men dus spreken van vermogen. Dit vermogen wordt op de krukas overgebracht in de vorm van een draaimoment; zie fig. 5.
Is K de kracht op de krukas en a de loodrechte afstand in meters dan vindt men voor het draaimoment M = K X a mkg.
Het zal wel duidelijk zijn dat het niet zo eenvoudig is als hierboven weergegeven is.
In de eerste plaats is de kracht p, dus ook K niet constant terwijl bovendien de loodrechte afstand a sterk wisselend is, ja zelfs nul kan worden. In de praktijk worden het vermogen en draaimoment bepaald met behulp van een reminstallatie.
Men laat de motor dan met verschillende snelheden draaien en bij elke snelheid kan men dan het max. vermogen en max. draaimoment aflezen op een daarvoor vervaardigd meetinstrument.
Bovendien wordt nog het brandstofverbruik bij elk toerental en een bepaalde belasting b.v. ½ , ¾ of vol belast, bepaald.
Deze gegevens worden dan samengevat in een grafiek welke men prestatiekromme noemt.
In fig. 6 en 7 van afb. A zijn de prestatiekrommen weergegeven respectievelijk voor een benzinemotor en een dieselmotor .
Het verloop van vermogen en draaimoment is hierop na te gaan. De belangrijkheid van het verloop van het draaimoment zal met een voorbeeld duidelijk gemaakt worden.
Uit de prestatiekrommen van de dieselmotor (zie fig. 7) blijkt dat de motor bij een toerental van 1500 omw./min. een max. vermogen kan leveren van N = 32 pk en een max. draaimoment van M = 15 mkg. Wanneer verder gegeven is, dat de totale overbrengingsverhouding van motor naar wielas in de 4e versnelling 48,6 : 1 bedraagt en de bandenmaat 11.00 X 36" is, kan men de trekkracht aan de achterwielen uitrekenen. Geen rekening houdende met de verliezen in de overbrenging vindt men voor het draaimoment aan de achterwielen M = 48,6 X 15 = 729 mkg.
De straal van het achterwiel is (11 + 36 + 11) / 2 X 2,54 = 74 cm = 0,74 m zodat de kracht K wordt 729 / 0,74 = ± 985 kg.
Komt men bijvoorbeeld tijdens het ploegen in een harde laag dan zal de trekkracht groter moeten worden, doch daar de motor maximaal belast is, zal het toerental zakken.
Het zou dan gunstig zijn wanneer het draaimoment met het dalen van het toerental toe ging nemen: daardoor wordt immers het moment van de achterwielen groter en dus ook de trekkracht.
Blad 146 — Zie hierbij Afb. A 74
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |