PRAKTIJKCURSUS TREKKERMECANICIEN

KOPPELINGEN

 

Men kan dan ook tegelijkertijd de hoogte B meten (zie tabel). Deze hoogte B is dus de afstand van bovenkant drukvinger tot bovenste punt van afstelling A.

  Afstelling A Afstelling B
type DO 22/16 K 83 mm 19 mm
type DO 30/22 K 85,5 mm 19,5 mm
type DO 38/30 K 96,5 mm 26,5 mm

Heeft men de afstellingen A en B zuiver ingesteld dan draait men de contramoeren op de spanbouten en kan de koppeling weer ingebouwd worden in het vliegwiel.

Wanneer ook de aftakaskoppeling gedemonteerd moet worden, gaat men in eerste instantie eerst de motorkoppeling demonteren zoals hierboven reeds werd beschreven. Is men zover gereedgekomen dan moet men bij de typen DO 22/16 K en DO 30/22 K met een vijl de zekeringen, die bestaan uit puntlasjes, los vijlen en bij type DO 38/30 K de zekeringsplaatjes los nemen van de moeren, die op de bouten van de binnenste drukvingers zitten. Nu moet men met een handpers (een op fig. 2 afgebeeld hulpgereedschap) de koppelingsveren zover indrukken, dat de belasting op de gezekerde bouten opgeheven is en men deze er gemakkelijk uit kan nemen. Nu kan men het koppelingshuis er af halen. Men moet er rekening mee houden, dat in dezelfde koppeling verschillende soorten veren gebruikt kunnen worden. Het verschil tussen de veren onderling is duidelijk te zien in verschillende lengten en het is wel duidelijk dat, als we de koppeling straks weer in elkaar gaan zetten, iedere veer weer op de juiste plaats moet komen. Men kan aan de veren ook zien als ze te warm geweest zijn; dan is nl. aan de kant waar ze tegen de koppelingsplaat liggen, de onderlinge afstand van de windingen kleiner dan aan de andere kant van de veer. Men moet dan nieuwe veren monteren. Het uit elkaar nemen van de complete koppeling is dus in 't kort:

1. Grondplaat, drukring en huis tekenen.

2. Contramoeren van buitenste draaipunten van drukvingers er af halen.

3. Moeren er af draaien.

4. Bouten van de 3 drukvingers er uit halen.

5. Drukplaat er af halen.

6. Buitenste stelbout van drukvingers er uit halen.

7. Drukvingers omhoog klappen.

8. Koppelingplaat er uit halen.

Het weer in elkaar zetten van de koppeling gebeurt natuurlijk in omgekeerde volgorde, waarbij we er speciaal op moeten letten dat de tekens, die we aangebracht hadden, nu weer bij elkaar komen. Twee koppelingshefboompjes van type DO 22/16 K zijn met naaldlagers uitgevoerd, het derde is zonder naaldlagers. De naaldlagers van dit type hebben ieder 19 naalden. De typen DO 30/22 K en DO 38/30 K hebben op alle drie hefbomen naaldlagers en deze lagers hebben ieder 24 naalden. Bij het demonteren moeten we er dus wel op letten, dat er geen enkel naaldje verloren gaat. Bij het weer in elkaar zetten van de koppeling kan men het gemakkelijkst op de volgende manier werken: Lagerhuis flink in 't vet zetten. Aan één kant een rubber stop steken en dan de naalden er in leggen. Als men dan de bout er door drukt, drukt men automatisch de rubberstop er weer uit.

Bij het monteren moet men er steeds op letten dat de centreerdoorn of hulpas steeds in 't midden ligt en dat de maten A en B (zoals reeds eerder genoemd) steeds zuiver kloppen. Na de juiste instelling moeten de bouten weer gezekerd worden.

 

 

Blad 156c — Zie hierbij Afb. B 77

 

Blad 156b           Blad 156d

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010