CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HYDRAULIEK OLIE
Als we met hydraulische hefinrichtingen werken, werken we ook met vloeistoffen. Deze vloeistoffen zijn ook samendrukbaar, in tegenstelling tot hetgeen we hierover vroeger altijd geleerd hebben (Wet van Pascal). Deze samendrukbaarheid is echter niet zo hoog en bestaat bij een druk van ± 200 atm. uit 1,2%. We kunnen dit echter pas constateren als we met een hydraulische hefinrichting werken, die onder zeer hoge snelheden arbeid verricht en bij de hefinrichtingen waarmee wij hier te maken hebben kunnen we deze factor buiten beschouwing laten.
Bij het ontwerpen en de werking, evenals bij de vervaardiging van de werktuigen is de viscositeit van de olie van zeer groot belang. Men heeft bij de vervaardiging een zeer nauwe passing van de onderdelen gemaakt, waardoor pompen, kleppen en bedieningsapparaten zonder inwendige pakkingen werken en de druk toch gehandhaafd kan worden. De verschillende onderdelen onderling zijn gebonden aan toleranties en deze toleranties geven lekkage. Hierdoor ontstaat verlies van opbrengst, kracht en verhoging van temperatuur. Maar deze lekverliezen zijn omgekeerd evenredig aan de viscositeit van de olie. Om deze lekverliezen nu tegen te gaan, zou het heel normaal zijn om een dikkere olie te gaan gebruiken. Maar nu krijgen we te maken met een andere factor. Als we dikkere olie gaan gebruiken is de viscositeit groter en viscositeit veroorzaakt tussen nauw passende onderdelen een momentweerstand. Deze momentweerstand is direct evenredig aan de viscositeit en om dus een maximaal mechanisch rendement te krijgen, moeten we lichtere oliesoorten gaan gebruiken. Zouden we dan ook olie met een hoge viscositeit gaan gebruiken dan wordt bovendien de stromingsweerstand beïnvloed door de kleppen, leidingen en slangen, enz. Door te hoge viscositeit zal ook de hefinrichting trager gaan werken en minder snel reageren. De oliefabrikanten hebben, gebaseerd op ervaringen en proeven uit de praktijk, getracht hun olie aan deze ogenschijnlijk tegengestelde eisen aan te passen. Als we ons nu af gaan vragen, welke viscositeit we moeten gaan gebruiken, kunnen we zonder meer daar geen antwoord op geven, omdat een groot aantal factoren hierbij een rol speelt. We kunnen, in het algemeen, bij een hogedruksysteem (vanaf 90 atm. en hoger) zwaardere olie gebruiken om lekkage, tengevolge van de hoge druk, te verminderen en om het dunner worden van de olie, tengevolge van de temperatuur, te voorkomen.
In een lagedruksysteem is het veel beter om een minder taaie olie te gebruiken, omdat in dit systeem de lekverliezen kleiner zijn. We moeten hier ook het krachtverlies zo laag mogelijk houden. In een systeem werkend onder hoge druk kunnen we hogere verliezen in het lekken toelaten, omdat we hier een taaiere olie gebruiken en het krachtverlies dus daardoor niet hoog zal zijn.
Toch worden in het algemeen meer dunnere dan dikke oliesoorten gebruikt.
De olie die in hydraulische hefinrichtingen wordt gebruikt is in hoge mate gevoelig voor verandering in temperatuur. Deze veranderingen in temperatuur geven ook grote verschillen in viscositeit. De relatieve verandering in viscositeit per graad Fahrenheit wordt aangegeven met „viscositeitscoëfficent".
Gaan we daarentegen druk op de olie brengen, dan verhoogt dit de viscositeit. Bij een middelmatige druk is deze verhoging gering, maar bij hogere drukken wordt ze snel groter. De olie in een hydraulische installatie dient niet alleen voor het over brengen van kracht, maar bovendien om alle bewegende delen te smeren .
Blad 200a
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |