PRAKTIJKCURSUS TREKKERMECANICIEN
HYDRAULISCHE HEFINRICHTINGEN
(Afb. B 115a-b-c-d-e)
Algemene samenstelling „Ford-Dearborn" (Afb. B 115a)
De pomp van deze hefinrichting bevindt zich in de achterbrug van de trekker, tussen versnellingsbak en cardan, het regelmechanisme en de hefarmen bevinden zich boven op de achterbrug.
De pomp wordt aangedreven door de aftakas, deze loopt als het ware door de pomp heen. Op de aftakas zitten spiebanen waarop twee excentrische rollen zitten. Deze excentrieken bewegen ieder voor zich een juk in een heen en weer gaande beweging. Aan ieder juk bevindt zich aan iedere zijde een plunjer. Deze vier plunjers pompen gezamenlijk de olie. Deze olie komt de pomp binnen via een inlaatregelschuif. Bij iedere plunjer bevindt zich bovendien een zuig en persklep. Via deze perskleppen komt de olie in een punt samen waarin zich de ontlastklep en de terugslagklep bevindt. Hier vandaan gaat de olie via een olieleiding naar de hefcilinder. In de pomp bevindt zich ook een uitlaatregelschuif waardoor de olie kan terugstromen als het werktuig zakt. Deze uitlaatregelschuif en ook de inlaatregelschuif worden bediend door een regelarm die op zijn beurt weer verbonden zit aan de instelhefboom. Deze instelhefboom zit boven aan het regelmechanisme waar ook de hefarmen en de weerstandsveer zitten. Naast de instelhefboom zit nog een kleine hefboom, de standhefboom.
Het doel hiervan is de automatische weerstandsregeling uit te kunnen schakelen en de hefarmen op verschillende standen te laten staan, waardoor een diepgangregeling wordt verkregen, welke niet afhankelijk is van de weerstand die het werktuig ondervindt.
Werking van het „Ford-Dearborn" regelmechanisme (Fig. 2-5, Afb. B 115a)
Opheffen (Fig. 2)
Om een werktuig op te kunnen heffen, zet men de instelhefboom in de hoogste stand, dus vrijwel verticaal. Deze hefboom is verbonden aan een krukasje, om de krukpen hiervan kan het boveneind van de regelarm scharnieren, zie ook DETAIL A.
De kleine standhefboom is horizontaal geplaatst, waardoor de standregeling uitgeschakeld is, deze zal bij afb. 45, fig. 1 en 2 besproken worden. Een veer die door middel van een stang in verbinding staat met de weerstandveer drukt bij „B" tegen een schuifblokje, dat met een pen scharnierend aan de regelarm is verbonden, zie DETAIL B.
Het ondereind van de regelarm steekt bij „E" in het oog van een tuimelaar en wordt naar rechts gedrukt, waardoor de inlaatschuif de toevoer naar de pomp vrij maakt en de uitlaatschuif de afvoeropening afsluit. Door de werking van de vier plunjers wordt de olie samengedrukt en deze komt door de verticale leiding in de hefcylinder achter de hefzuiger. Hierdoor worden de hefarmen met het daaraan verbonden werktuig opgeheven. Uit deze figuur blijkt duidelijk, dat er in het hogedruksysteem drie overgangen zijn, nl. tussen de voetplaat van de pomp en de onderkant van het trekkerfraam, tussen de bovenkant van het trekkerfraam en het bovendeksel en tussen het bovendeksel en de hefcylinder.
De geringste lekkage hiervan kan reeds oorzaak zijn, dat het werktuig niet opgeheven wordt.
Wanneer men maar vermoedt, dat deze pakkingen zouden kunnen lekken is het aan te raden ze te vernieuwen, vooral omdat een lekkage naar binnen niet te controleren is. Ditzelfde geldt ook voor de „Ferguson" hefinrichting.
Blad 214a — Zie hierbij Afb. B 115a
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |