CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK XXVII — GEREEDSCHAPPEN
Paragraaf 109
HANDGEREEDSCHAPPEN (Afb. A 127)
Het is zonder meer nodig, dat deze gereedschappen in iedere trekkerwerkplaats aanwezig zijn.
In fig. 1 zijn enige steeksleutels afgebeeld, waarvan men een 12 stuks moet hebben van 6—32 mm bekwijdte.
Heeft men veel met Amerikaanse trekkers te maken, dan verdient het aanbeveling ook een stel steeksleutels van 3/8 " tot 1 " bekwijdte aan te schaffen.
Voor het afstellen van staande kleppen zijn nog speciale lange klepstelsleutels in de handel.
Ringsleutels (fig. 2) zijn ook onmisbaar bij het werk aan motoren en moderne werktuigen.
Met een 12-delig stel van 6—32 mm is men reeds behoorlijk klaar, terwijl in voorkomende gevallen daarnaast een 6-delig stel van 3/8 tot 1 " aangeschaft kan worden.
In fig. 3 zijn verschillende dopsleutels en hulpstukken afgebeeld. Van de doppen a kan men een 21-delig stel krijgen, van 10—32 mm, terwijl hiervan ook Engelse maten voorkomen.
Het hulpstuk b past met een vierkant in de dop en deze wordt door een verende kogel vastgezet. Dit hulpstuk kan men alleen op gemakkelijk bereikbare plaatsen gebruiken.
De ratelsleutel c kan door het omzetten van een pal zowel links als rechts draaiend gebruikt worden.
De cardankoppeling d kan goede diensten bewijzen op moeilijk bereikbare plaatsen. Dit is ook het geval met de verlengstukken e en f. De omslag g is geschikt voor het snel aandraaien van moeren, terwijl de verloopstukken h en k gebruikt kunnen worden als men doppen met 1/2 " vierkant en 3/4 vierkant gebruikt.
Pijpsleutels (fig. 4) komen in rechte uitvoering a voor in 12-delige stellen van 8—32 mm en kunnen soms goed van pas komen. Beslist noodzakelijk zijn de bougiesleutels b waarvan de meest voorkomende maten 18 mm en 7/8 " zijn.
Een scharnierend handvat is hierbij aangebracht, terwijl men bij de pijpsleutel a een stift moet gebruiken.
Hoewel er zeer vele typen tangen (fig. 5) zijn, zullen we hiervan een vijftal noemen.
De waterpomptang a is gemakkelijk voor verschillende ronde of gekartelde moeren; maar wordt vaak misbruikt op zeskante moeren van leidingen, die hierdoor spoedig rond of ovaal worden.
De combinatietang b zal wel voldoende bekend zijn.
De puntbektang c, tevens ingericht als zijsnijtang, is gemakkelijk voor de draden van de elektrische installatie.
Voor het uitnemen en inzetten van verende borgringen, o.a. van de zuigerpenbevestigingen, zijn de tangen d en e onmisbaar.
Schroevedraaiers (fig. 6) dienen in verschillende maten in de werkplaats aanwezig te zijn, waarbij de grote doorlopend zijn (a).
Een kleine schroevedraaier met geïsoleerd handvat b en voorzien van een vonkencontroleur is zeer handig.
Tenslotte ziet men in fig. 7 een vijfdelige gereedschapkist afgebeeld waarin al deze gereedschappen een plaatsje kunnen vinden en in gesloten toestand is het geheel gemakkelijk mee te nemen op karweiwerk.
Blad 236 — Zie hierbij Afb. A 127
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |