Nederlandse index
Homepage
English index

 

stand gedurende 10 seconden, waardoor de gloeispiraal warm wordt.
5. Draai het contactsleuteltje nu verder naar links in de tweede stand om de startmotor in werking te stellen. Laat de contactsleutel los, zodra de motor aanslaat, waardoor deze weer in de "off"-stand terugkomt. Wanneer de motor niet start na 15 seconden, moet de contactsleutel weer één stand teruggedraaid worden en in deze stand gehouden worden gedurende 5 seconden, om nogmaals de gloeispiraal in te schakelen. Start daarna opnieuw de motor door de contactsleutel weer geheel naar links te draaien.
Om de motor te stoppen wordt de brandstofafsluitknop links onderaan het instrumentbord geheel uitgetrokken.

 

HET RIJDEN MET DE TREKKER

1. Overtuig U ervan, dat de remmen los staan.
2. Trap de koppeling in en zet het handle van de dubbele reductie al naar behoefte in "hoog" of "laag" en schakel met het versnellingshandle de vereiste versnelling in.
3. Verhoog het toerental van de motor langzaam en laat de koppeling geleidelijk opkomen.
4. Neem de voet van het koppelingspedaal en beweeg de gasmanette zover naar beneden, dat de verlangde snelheid verkregen wordt. Rijd nooit met de voet op het koppelingspedaal, omdat hierdoor slip en dus slijtage van de koppeling zal optreden.
N.B. Wanneer een andere versnelling ingeschakeld moet worden, moet de trekker volledig stilgezet worden; het handle van de dubbele reductie kan geschakeld worden, terwijl de trekker in beweging is, de koppeling moet vanzelfsprekend ingetrapt worden.

BELANGRIJK
Rijd nimmer een steile helling af met ingeschakelde versnelling en uitgetrapte koppeling, omdat hierdoor, indien in de lage gearing gereden wordt, de voering van de vrije koppelingsplaat een zodanige snelheid zou kunnen krijgen, dat deze voering door de centrifugaalkracht zou kraken en beschadigd worden.
Wanneer de trekker gesleept wordt, moeten de handles van de aftakas, van de dubbele reductie en het versnellingshandle neutraal gezet worden en mag de snelheid niet hoger zijn dan maximaal 30 km/uur.

 

HET AANSLEPEN VAN DE MOTOR

Indien de motor gestart moet worden door het aanslepen van de trekker, moet men als volgt te werk gaan:
1. schakel de aftakas neutraal.
2. zet de dubbele reductie in "hoog".
3. zet de versnellingshandle in 3.
4. de sleepsnelheid mag niet hoger zijn dan 30 km/uur.


HET KIEZEN VAN DE JUISTE VERSNELLING

De bestuurder moet bepalen welke versnelling ingeschakeld moet worden.
De voornaamste punten, welke bij de keuze van de versnelling een rol spelen zijn:
a. Het werktuig, dat gebruikt wordt.
b. De bodemomstandigheden.
c. De vereiste snelheid .
Indien de belasting van de motor te groot is voor de ingeschakelde versnelling, moet gestopt worden en een lagere versnelling gekozen worden. Tracht nooit het motortoerental te verhogen door de koppeling te laten slippen.


WAARSCHUWING TEGEN OVERBELASTING

Wanneer een werktuig, dat onder de grond werkt, gebruikt wordt mag nimmer in een hoge versnelling gereden worden, Snelheden boven 5 km/uur zijn te hoog voor normaal werk en werktuigen, zoals ploegen en cultivatoren, die in de grond werken en dus tegen een verborgen obstakel kunnen stoten zijn niet gemaakt om de krachten, welke optreden bij snelheden hoger dan 5 km/uur, te weerstaan. Het is onjuist te veronderstellen, dat het werken in een hoge versnelling de trekker zal sparen en een zuiniger brandstofverbruik zal geven. Integendeel, het veroorzaakt overbelasting en deze is schadelijk voor de trekker. De hoge versnellingen zijn alleen bedoeld voor licht werk en voor werktuigen, die boven de grond werken. De automatische diepteregeling werkt zeer nauwkeurig bij snelheden, die niet hoger komen dan 5 km/uur.

Naar pagina 16 en 17