1. Transportstand (Fig. 7). |
Fig. 7. |
Zet de grote vingertopregelaar geheel naar boven op
het binnenste quadrant. Wanneer het werktuig over een lange afstand
vervoerd moet worden, moet de diepteregelaar (kleine vingertopregelaar)
onderaan het kleine quadrant gezet worden. De diepteregelaar moet
in de ingestelde stand blijven staan wanneer het werktuig aan het
eind van de werkgang opgeheven wordt. |
2. Normaal ploegen en cultiveren (Fig. 8). |
Fig. 8. |
De grote vingertop regelaar in de onderste helft van
het quadrant zodanig stellen, dat de vereiste reactiesnelheid verkregen
is. De diepteregelaar moet voorbij de markeringen op het quadrant
in het onderste gedeelte gezet worden overeenkomstig de vereiste
diepte. |
3. Ondiep werken. Zwaar werktuig (Fig. 9). |
Fig. 9. |
De grote vingertopregelaar in het onderste gedeelte
van het quadrant overeenkomstig de vereiste reactiesnelheid. De
diepteregelaar vóór de markering in het bovenste gedeelte
van het quadrant overeenkomstig de vereiste werkdiepte. |