Nederlandse index
Homepage
English index

 

Er zijn 3 aftappunten in het hydraulische deksel om oliedruk af te tappen voor werktuigen die op een afstand hydraulische druk nodig hebben, zoals de Ferguson Voorlader. Olie onder druk kan naar de hefcylinders gevoerd worden zonder de onderste hefarmen omlaag te houden, door de diepteregelaar geheel naar boven te zetten. Hierdoor zal nl. geen of zeer weinig spanning op de reactieveer komen. De pomp is verbonden met de hefcylinder door een uitwendige plaat, zie fig. 14, welke plaat verwijderd kan worden en vervangen door uitwendige bedieningskleppen.

De trekbalk (zie fig. 13).

Door middel van de trekbalk kunnen getrokken werktuigen aangekoppeld worden. In de trekbalk zijn 9 gaten aanwezig, waardoor een horizontale verstelling van 432 mm mogelijk is. De hoogte van de trekbalk is verstelbaar van 279 mm tot 610 mm boven de grond. Deze hoogte kan ingesteld worden door de bij de trekbalk behorende V-stangen te verlengen of te verkorten. Men dient er rekening mede te houden, dat de trekbalk op de juiste hoogte voor het getrokken werktuig is ingesteld om voldoende druk op de achterwielen te verkrijgen maar aan de andere kant niet de voorwielen te ontlasten, waardoor de besturing ongunstig beïnvloed zal worden.

Het aanbrengen van de trekbalk.

Breng de onderste hefarmen omlaag en op dezelfde hoogte. Leg de trekbalk op de grond en breng de V-stangen aan op de einden van de trekbalk. Plaats daarna de trekbalk in de onderste hefarm. Bevestig nu de V-stangen met de lange pen aan de trekker. Normale hoogte van de trekbalk 502 mm boven de grond, wordt verkregen door de groefjes op de V-stangen tegenover elkaar te brengen. De beide vingertopregelaars moeten in de onderste stand staan wanneer de trekbalk en V-stangen gemonteerd zijn. Wanneer een van de beide regelaars naar boven gezet wordt, zullen de hefarmen omhoog willen gaan wat door de V-stangen belet wordt en waardoor het veiligheidsventiel dus in werking zal treden.

WAARSCHUWING (Zie fig. 13).

Gebruik de trekbalk nimmer zonder de V-stangen. Indien de trekbalk regelmatig in gebruik is, zullen de bewegende delen van het hydraulische systeem vast kunnen gaan zitten. Om dit te voorkomen moet dagelijks de trekbalk losgemaakt worden.

De aftakas.

De aftakas steekt achteruit het midden van het cardanhuis uit. Hij heeft een diameter van 1?" en is voorzien van spiebanen en een rondlopende groef om koppelingen voor door de aftakas aangedreven werktuigen aan te kunnen koppelen met een snelkoppeling. Een speciale dop beveiligt de as wanneer deze niet in gebruik is.
Zoals verklaard op pag. 10 wordt de aftakas ingeschakeld met een handle op het linker inspectiedeksel. Dit handle kan vanuit de neutrale stand in 2 standen gezet worden, in de ene stand heeft de aftakas een snelheid overeenkomstig het toerental van de motor, in de andere is de snelheid overeenkomstig de rijsnelheid van de trekker. Wanneer de aftakas uit- of ingeschakeld moet worden, moet de koppeling geheel ingetrapt worden. Wanneer de aftakas ingeschakeld wordt in de stand overeenkomstig de rijsnelheid, moet de trekker stilstaan alvorens in te schakelen. Rijdt nimmer met een ingeschakelde aftakas wanneer deze niet wordt gebruikt.

Snelheid van de aftakas overeenkomstig motortoerental.

De aftakas toerental bedraagt 18/50 van het toerental van de motor. Deze snelheid is benodigd voor het merendeel van door de aftakas aangedreven werktuigen. Bij 1500 toeren van de motor maakt de aftakas dus 540 toeren.

Snelheid overeenkomstig de rijsnelheid.

Wanneer deze snelheid ingeschakeld is maakt de aftakas 1 omwenteling voor iedere 500 mm voorwaartse verplaatsing van de trekker, onafhankelijk van de versnelling die ingeschakeld is. Dit is zeer belangrijk bij het gebruik van harkkeerders, plantmachines en kunstmeststrooiers.

WAARSCHUWING.

Wanneer de trekker achteruit gereden moet worden, moet de aftakas van "grondsnelheid" geschakeld worden naar "neutraal". Doet men dit niet, dan kan een aangekoppeld werktuig ernstig beschadigd worden omdat het mechanisme achteruit zou gaan draaien.

Doordraaiende aftakas. Alleen op de Super modellen.

Zoals reeds gezegd heeft de koppeling twee standen, waardoor het mogelijk is, om de trekker stil te zetten, terwijl de aftakas en de hydraulische pomp door blijven draaien. Hierdoor is het mogelijk dat bijv. opraappersen en maaibalken door kunnen blijven draaien ook wanneer de trekker gestopt

 

Naar pagina 26 en 27