Vooras en stuurmechanisme (Fig. 15). Het stuurmechanisme is van een zeer bijzondere constructie waardoor gemakkelijk besturen van de trekker verzekerd is. De aandrijving geschiedt d.m.v. een wormwiel en speciale worm v.h. zogenaamde kogeltype, waardoor de wrijving tot een minimum beperkt wordt. Het stuurhuis moet steeds gevuld zijn met olie. Hel niveau wordt bepaald door de plug, welke direct voor de stuurkolom is aangebracht (A fig. 15). Bovenaan de stuurkolom is een smeernippel (B fig. 15) aangebracht om de bovenste lagers te smeren. De kogelgewrichten aan het eind van de stuurstangen moeten regelmatig gesmeerd worden zoals aangegeven bij "Onderhoud". De buitenste helften van de vooras zijn voorzien van smeernippels voor het smeren van de fusees, terwijl de voorwiellagers met vet verpakt zijn. Slechts eenmaal per jaar moeten de voorwiel lagers en naven verwijderd worden en uitgewassen in benzine, waarna de lagers en de oliekeringen opnieuw verpakt moeten worden met vet en de naaf zelf voor ? met vet gevuld moet worden. Wanneer de naaf gemonteerd wordt, moet de kroonmoer vast aangetrokken worden, daarna een tand van de kroon teruggedraaid, waarna de splitpen aangebracht wordt. Indien dit niet gebeurd, kan zeer snelle slijtage van het lager optreden. Indien U moeilijkheden hebt raadpleeg dan Uw Ferguson Dealer. Ongeveer tweemaal per jaar moet de centrale vooraspen gesmeerd worden met olie door met een oliekan door het gat van de slinger deze pen met een paar druppels olie te smeren. Afstellen van de remmen. Om de noodzakelijke bijstelling van de remmen uit te kunnen
voeren, moet de tractor achter opgekrikt worden en de wielen vrijstaan
van de grond. Overtuig U ervan dat alle draaipunten gemakkelijk draaien
en de rempedalen tegen hun stop aanstaan. Steek een schroevedraaier
of een dergelijk instrument door het smalle gat aan de binnenzijde van
de rem-ankerplaat en draai met deze schroevedraaier de afstellingspignon
zover uit dat de remschoenen tegen de remtrommel drukken en het wiel
geblokkeerd is. Dit geschiedt door het handvat van de schroevedraaier
naar de achteras te bewegen. Draai daarna de pignon zover terug, dal
het wiel net vrij rond te draaien is. Om te controleren of de remmen
van beide wielen gelijk afgesteld zijn, moet in de vierde versnelling
met enige snelheid gereden worden en de hoofdrem krachtig ingetrapt.
Wanneer de trekker de neiging heeft om naar een kant af te wijken kan
dit hersteld worden door de rem aan de zijde waarheen afgeweken wordt
iets losser te draaien. |
HYDRAULISCH SYSTEEM EN HEFARM Alle afstellingen aan het hydraulische systeem moeten door Uw Ferguson
Dealer uitgevoerd worden. De spoorbreedte (zie fig. 17 en 18). De spoorbreedte van de voorwielen is verstelbaar in trappen van 4"
van 48" tot 80" (van 1219 tot 2032 mm). De standen tussen
48" en 72" (1219 tot 1828 mm) worden als volgt verkregen:
Krik de trekker op en verwijder de twee bouten waarmee de rechter- en
linker voorashelften aan het middengedeelte van de vooras bevestigd
zijn. Deze beide ashelften kunnen daarna naar buiten verplaatst worden
om de vereiste spoorbreedte te bereiken. Breng daarna de bouten weer
aan, maar zorg ervoor dat aan elke helft tussen de twee bouten een gat
overblijft.
|