ALGEMEEN De brandstoftank gelegen boven de motor, is zodanig gemaakt,
dat steeds brandstof kan worden aangevoerd, zonder dat er een mogelijkheid
is, dat lucht kan binnendringen in de brandstofleiding naar de pomp,
zelfs wanneer de trekker scheef staat of wanneer er weinig brandstof
aanwezig is. De bewegende delen van de inspuitpomp worden gesmeerd door de brandstof, die door de pomp passeert. Verder is geen smering noodzakelijk. Een terugloopleiding is aangebracht, welke overtollige brandstof terug voert naar het C.A.V.-filter. Deze dient er ook voor. dat, eventueel in de brandstof aanwezige lucht, kan wegvloeien met de brandstof. Door een omloopleiding van het filter naar het hulptankje kan een hoeveelheid brandstof naar de hoofdtank terug lopen, wanneer de motor draait. Hierdoor kan de brandstof regelmatig circuleren en op deze wijze automatisch worden ontlucht. ONTLUCHTING VAN HET BRANDSTOFSYSTEEM Is er lucht in het brandstofsysteem gekomen, tengevolge
van het onverwacht leeg zijn van de brandstoftank, doordat het filter
afgenomen is geweest, bezinkselkolf of voedingspomp zijn schoongemaakt
of om andere redenen, moet het brandstofsysteem worden ontlucht voordat
een startpoging wordt ondernomen. Daarbij moet de volgende werkwijze
worden gevolgd: |
BRANDSTOFSYSTEEM Fig. 6.
|