Nederlandse index
Homepage
English index

 

fig. 31-XIV Het sluiten van een deur

De uitgangsdeuren kunnen door de melker vanaf zijn plaats worden geopend en gesloten, fig. 31. De handel 2 is door een stang 1 met de deur verbonden en op de buis 3 bevestigd. De maten zijn zo gekozen dat de handel zowel in de open als in de gesloten stand over het dode punt heen is, zodat de deur zowel in de open als in de gesloten stand is vastgezet. De verbindingsstang tussen de handel en de deur ligt ongeveer op schouderhoogte van de koe. De stang maakt de melkbox aan de voorkant iets nauwer, zodat ook een kleinere koe zich niet kan omdraaien. Mede hierom moet de stang stevig zijn.
De inloopgangetjes, fig. 28 en 29, bestaan uit scharnierend aan de wagen bevestigde buizen die normaal vastgezet zijn, maar voor transport tegen de wand kunnen worden geklapt. De gangetjes moeten om gedrang te voorkomen bijna twee koeien lang zijn. De breedte moet niet meer dan 75 cm zijn, terwijl de gangetjes zelf beslist niet trechtervormig mogen zijn. De geleidingsbuizen naar de gangetjes daarentegen zijn wel trechtervormig. Zij sluiten bij de schrikdraad aan, maar mogen daarmee uiteraard geen contact maken. De omheining van de wachtruimte bestaat uit twee schrikdraden boven elkaar, één ca. 80 cm van de grond en één ca. 25 cm van de grond. De laatste dient om te voorkomen dat een koe zijn kop onder de hoger gelegen draad doorsteekt en die vernielt. Op bedrijven waar machinaal wordt nagemolken, kan één melker vier melkboxen bedienen. Men krijgt dan een installatie met aan weerszijden twee melkboxen achter elkaar, fig. 32. Met een dergelijke opstelling moet de melker zich regelmatig verplaatsen, zodat het handiger is als hij staande kan melken. Daarom plaatst men de melkboxen 70 cm boven de grond.

Dit houdt in dat er op- en afloopbruggen aanwezig moeten zijn, zodat een dergelijke installatie zwaarder en duurder is dan een normale doorloopmelkwagen.

§ 3 onderhoud en reparatie

Het is ook voor de leverancier van het grootste belang, dat een melkmachine-installatie tot volle tevredenheid van de gebruiker werkt. Minder goede resultaten worden, ook al zijn zij het gevolg van een verkeerde werkmethode, meestal aan de machine geweten. Men doet er dan ook goed aan er niet alleen op te letten, dat de installatie in orde is, maar ook of de melker op de juiste wijze werkt.
Er kunnen bij het machinaal melken diverse moeilijkheden optreden, zowel van bacteriologische als van biologische aard als door de installatie veroorzaakte moeilijkheden. Het is in dit bestek niet mogelijk alles volledig te behandelen. Zo blijven speciale constructies, zoals melkleidingen, magnetisch systeem, e.d. buiten beschouwing.
Moeilijkheden van bacteriologische aard kan men, indien zij niet door ziekte van het vee o.i.d. worden veroorzaakt, voorkomen of opheffen door het betrachten van voldoende reinheid, w.o. het vaak genoeg grondig schoonmaken en desinfecteren van de gehele installatie. Hoe dit dient te geschieden kan men o.a. in de genoemde litteratuur vinden. Vaak wordt vergeten, dat te lang gebruikte rubber onderdelen, zoals tepelvoeringen en slangen haarscheurtjes vertonen en daardoor niet meer goed gereinigd kunnen worden. Tijdige vervanging van deze onderdelen is dan ook een van de eerste vereisten voor het winnen van goede melk.

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina