Nederlandse index
Homepage
English index

 

Tenslotte kijken of er niet te veel zaad in de terugvoer zit. Dit kan komen door te kleine zeefopeningen of door een te vlak gerichte wind. Hoe groter de opbrengst, hoe groter men de zeefopeningen moet kiezen. Bij lichte gewassen, bijvoorbeeld haver, kan het ook door te veel wind worden veroorzaakt. Bij gewassen, waarbij ongedorste aren niet voorkomen, b.v. koolzaad of erwten kan de bovenzeefverlenging worden afgedekt. In natte zware gewassen moet de wind iets steiler worden gericht, in lichte gewassen moet de dan zwakke wind tamelijk vlak staan.
Het is bij los verwerken van het zaad belangrijk de afvoer van het zaad goed te organiseren. Dit spaart tijd en mensen.

§ 4 stro- en hooipersen

Litt: 'Maaidorsers en Opraappersen' door Ir. H. M. Elema, Uitg.: Bovalpers, Utrecht.

Stropersen dienen om hooi-, stro of andere produkten zo te verdichten, dat zij economisch kunnen worden gehanteerd, vervoerd en opgeslagen. De persingsgraad varieert van 0,050-0,150, wat overeenkomt met een gewicht van 50-150 kg per m3. De pakkenmaat is bij lage-drukpersen vaak 30 x 80 cm met een lengte van 40 a 60 cm en bij hogedrukpersen vaak 36 x 46 cm met een lengte van 90 a 110 cm, hoewel ook andere maten, bijvoorbeeld 80x100 cm, 41x46 cm en 40x50 cm voorkomen.
De pakken van lagedruk- of gladstropersen zijn overdwars, die van hogedruk- of kromstropersen overlangs gebonden.
In het algemeen worden lagedrukpakken minder vast geperst en zijn zij minder kantig dan hogedrukpakken. Het gevolg is dat lagedrukpakken duurder in vervoer en opslag zijn, maar dat men bij ventilatie van een tas lagedrukpakken

minder last van luchtlekken heeft. In de praktijk is het zo, dat lagedrukpersen niet voor handelshooi of handelsstro in aanmerking komen.

a. lagedrukpersen

Bij de stationaire lagedrukpersen, fig. 80, wordt het materiaal door een met de stamper gesynchroniseerde toevoerhark uit de toevoerbak in het perskanaal gebracht. Bij de opraappersen, fig. 81, wordt het materiaal door een opraper uit het zwad of uit een wiers opgenomen en daarna door een toevoerhark in het perskanaal gebracht.
Het materiaal wordt door een in het gebogen perskanaal heen- en weergaande stamper samengeperst. De tegendruk wordt hierbij door de wrijving van de reeds geperste pakken tegen de wanden en de glijplaten van het perskanaal geleverd. Vaste tegenhouders voorkomen bij teruggaande stamper een terugveren van het samengeperste materiaal. Dit wordt bij lagedrukpersen niet bij elke slag doorgeknipt. Is het pak op lengte dan schakelt het meetwiel het bindapparaat in, dat het pak met bindertouw, dus touw met 300 m looplengte per kg, bindt.

toevoerorganen

De opraper komt overeen met die voor maaidorsers. De tanden worden door een leibaan gestuurd, fig. 82. De opraper is scharnierend of vast aan het raam bevestigd. Hij is meestal door een hefboom in hoogte verstelbaar. Bij de persen met een vast gemonteerde opraper kan men dit doen door de pers meer of minder voorover te kippen.
De toevoerhark heeft of gestuurde tanden als bij stationaire lagedrukpersen, fig. 80, of is roterend uitgevoerd, fig. 81. Bij het laatste type zitten de tanden op de krukas.

fig. 81-IX Werking van de toevoer bij een lagedruk opraappers

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina