fig. 61-I Te plotseling naar beneden uitgemede schaarpunt |
|
Door de holle as loopt een ketting, die aan de voor- en achterkant over een katrol wordt geleid. De ploeg is aan de driepuntsbevestiging gekoppeld, terwijl de ketting samen met de staalkabel van het wentelmechanisme aan de voorzijde van de vaste trekhaak van de trekker is bevestigd. Het achterwiel zit aan een verticale as, die in een mof kan draaien en op en neer kan schuiven. Bij heffen van de ploeg komt de ketting strak te staan en trekt hij de mof, en dus het raam omhoog. Het wentelen geschiedt als volgt: Voor naar rechts wentelen wordt het blokje met de kabelschijf naar rechts geslagen. Wordt de ploeg geheven dan trekt de staalkabel de grendel los en de ploeg wentelt naar rechts. afstelling en onderhoud van enkele onderdelen schaar Het is, omdat de scharen van de diverse fabrikaten van geheel
verschillend materiaal kunnen zijn gemaakt, nodig het instructieboekje
over de juiste methode van uitsmeden of een andere wijze van scherpen
te raadplegen. Er zijn namelijk ook scharen, die in het geheel niet mogen
worden uitgesmeed. Gezien het feit, dat in 'Landbouwwerktuigen', deel
II, Uitg. Stam, reeds uitvoerig op het uitsmeden van scharen is ingegaan
zal hier met enkele korte opmerkingen worden volstaan. Het uitsmeden van
scharen zal in de toekomst, zo niet geheel dan toch voor een belangrijk
deel komen te vervallen. Steeds meer ploegen worden met wegwerpscharen
uitgerust, die na een aantal werkuren door nieuwe worden vervangen. Door
een bepaalde mate-riaalkeuze is het mogelijk geworden dunne, redelijk
slijtvaste en toch goedkope scharen te maken. Andere fabrikanten zoeken
het in de richting van zelfscherpende scharen. Deze bestaan uit twee lagen;
een harde bovenste en een iets zachtere onderste. De laatste slijt sneller,
waardoor de schaar scherp blijft. Daar de onderste laag op zwaardere grond
niet in alle gevallen snel genoeg slijt is het soms nodig dit type schaar
met een amarilsteen bij te slijpen.
|
Er worden bij het uitsmeden vaak fouten bij de punt gemaakt. De schaarpunt mag nooit over een korte afstand naar beneden gezet worden, fig. 61. Dit geldt speciaal voor zware grond; de punt hapt dan in de grond. Een andere fout is, dat de punt te breed wordt uitgesmeed. De schaar krijgt dan een zijgreep, die moet worden weggeslepen. Bij meerscharige ploegen er op letten dat alle scharen gelijk zijn. Een ander punt is de vrijloophoek, die altijd aanwezig moet zijn, fig. 62. Hij moet bij zand- en harde grond groter zijn dan bij kleigrond. De afstand van de schaarpunt tot de ploegboom moet bij alle ploeglichamen van een meerschaarploeg gelijk zijn. Zijn de verschillen klein, dan kunnen deze door de stelmogelijkheden aan de ploeglichamen zelf opgeheven worden, fig. 63.
fig. 62-I Bij het richten aan de vrijloop-
en de |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina