Verder wordt de verkruimeling bepaald door de onder-linge
afstand tussen de schijven en de schijfdiameter. Deze zijn bij de stoppelschijvenploeg
vaak kleiner dan bij een normale schijvenploeg.
krachten op de schijvenploeg
In fig. 75 de op een ploegschijf werkende krachten, die de schijf doen draaien. Op de schijf werkt de reactiekracht B van de grond. Deze kracht is de resultante van verschillende door de grond uitgeoefende horizontale en verticale krachten. Bij een ploegenschijf verplaatst het weerstandspunt W zich naar gelang van de grondsoort en de werkdiepte. In de as van de schijf grijpt de trekkracht T aan. Deze vormt met de kracht B een koppel, waardoor de schijf gaat draaien. Het gewicht G, dat op de schijf rust, is een van de componenten van B, fig. 76. Deze kracht G wordt tegengewerkt door de steunkracht S van de grond. Wordt G groter, dan zal ook S groter moeten worden. Nu wordt S groter als de oppervlakte van de schijf die met de grond in aanraking is groter wordt, dus als de schijf dieper in de grond dringt of als de hellingshoek en/of de hoek met de voortbewegingsrichting wordt veranderd. In het horizontale vlak werken nu op elke schijf die krachten. De krachten die op alle schijven werken kunnen wij samenstellen tot een stel, dat in een midden tussen de voorste en de achterste schijf gelegen punt aangrijpt, fig. 77. Zo kan men alle reactiekrachten van |
fig. 73-I Werking ploegschijf fig. 74-I Stand ploegschijf t.o.v. de rijrichting fig. 75-I Krachten die een ploegschijf doen draaien fig. 76-I Gewicht en steunkracht op een ploegschijf |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina