Nederlandse index
Homepage
English index

 

fig. 11-XIV

de tepelhouder
fig. 12

Een tepelhouder bestaat uit een metalen omhulsel, de tepelbeker, met daarin een rubber tepelvoering. De tepelvoering sluit onder en boven luchtdicht tegen de tepelbeker en heeft een kleinere diameter dan de laatste, zodat er ruimte is tussen de tepelbeker en de tepelvoering. Er zijn naast de afgebeelde tepelhouder met twee delen ook meerdelige tepelhouders. Tijdens de zuigslag heerst er zowel in de ruimte binnenin de tepelvoering als in de ruimte tussen de tepelvoering en de tepelbeker een onderdruk. Daar in de uier en in de speen een druk van ca. één atm. heerst is de druk in de speen groter dan die in en om de tepelvoering. Hierdoor zal de speen zowel langer als breder worden, waardoor het slotgat in de speen opent en de melk eruit wordt gezogen.

Bij de op elke zuigslag volgende persslag wordt tussen de tepelvoering en de tepelbeker via de pulsator buitenlucht toegelaten. Dan heerst daar dus een druk van 1 atm. Binnenin de tepelvoering echter heerst op dat moment een lagere druk, zodat de tepelvoering onder de speen geheel of nagenoeg geheel wordt dichtgedrukt. De lucht kan dus niet of slechts moeilijk van de speen naar de emmer worden gezogen. Tegelijk lekt er lucht langs de bovenkant in de tepelvoering, zodat daar de druk weer oploopt met als gevolg dat de speen zijn normale vorm weer aanneemt.
Het zal duidelijk zijn dat de tepelvoering voor het melken van het grootste belang is en dat deze daarvoor beslist in orde moet zijn. Indien de stootrand te ruim is, fig. 13, wordt er te veel lucht tussen de speen en de tepelvoering doorgelaten met als gevolg een onvoldoende vacuüm onder de speen. Het te ruim worden kan door slijtage of verlies van elasticiteit worden veroorzaakt.

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina