fig. 11-XIV | |
de tepelhouder Een tepelhouder bestaat uit een metalen omhulsel, de tepelbeker, met daarin een rubber tepelvoering. De tepelvoering sluit onder en boven luchtdicht tegen de tepelbeker en heeft een kleinere diameter dan de laatste, zodat er ruimte is tussen de tepelbeker en de tepelvoering. Er zijn naast de afgebeelde tepelhouder met twee delen ook meerdelige tepelhouders. Tijdens de zuigslag heerst er zowel in de ruimte binnenin de tepelvoering als in de ruimte tussen de tepelvoering en de tepelbeker een onderdruk. Daar in de uier en in de speen een druk van ca. één atm. heerst is de druk in de speen groter dan die in en om de tepelvoering. Hierdoor zal de speen zowel langer als breder worden, waardoor het slotgat in de speen opent en de melk eruit wordt gezogen. |
Bij de op elke zuigslag volgende persslag wordt tussen de tepelvoering
en de tepelbeker via de pulsator buitenlucht toegelaten. Dan heerst daar
dus een druk van 1 atm. Binnenin de tepelvoering echter heerst op dat
moment een lagere druk, zodat de tepelvoering onder de speen geheel of
nagenoeg geheel wordt dichtgedrukt. De lucht kan dus niet of slechts moeilijk
van de speen naar de emmer worden gezogen. Tegelijk lekt er lucht langs
de bovenkant in de tepelvoering, zodat daar de druk weer oploopt met als
gevolg dat de speen zijn normale vorm weer aanneemt. |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina