Op sommige bedrijven worden sterk voorgekiemde poters nog
het liefst met de hand gepoot. Men doet dit dan in de regel rechtstreeks
uit de kiembakken. Daartoe worden op de akker eerst geulen getrokken.
Voor dit werk maakt men gebruik van een geulentrekker. De geulentrekker
is een afzonderlijk werktuig, dat door een of twee paarden wordt getrokken.
De machine wordt gedragen door twee vrij grote wielen. In de machine is
een heen en weer schuifbaar raam ingebouwd, waaraan aan de achterzijde
3 of 4 aanaardlichamen zijn bevestigd. Dit raam is bestuurbaar door de
man die achter dit werktuig meeloopt. De aanaardlichamen zijn in de regel
vrij kleine dubbelristers met aan de onderzijde een puntvormige schaar.
De vleugels van de dubbelristers zijn scharnierend aan het voorste deel
van de aanaarder bevestigd. Daardoor is de totale werkbreedte instelbaar
en kan deze worden aangepast aan de rijafstand en aan de gewenste hoogte
van de rug, fig. 1. |
een trekker groter is dan de snelheid van een paard, zal
de vorm van de aanaarders voor trekkergebruik anders moeten zijn. Trekkeraanaarders
zijn in de regel langer, en voorzien van vleugels die minder dwars gezet
kunnen worden. |
fig. 1-IV Men kan de breedte van de geul
veranderen door |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina