hoofdstuk VIII machines en werktuigen voor de oogst van groenvoer en hooi. Inleiding Het is in gebieden, waar het vee een deel van het jaar op
stal staat, nodig in het groeiseizoen groenvoer te conserveren. Men moet
er hierbij voor zorgen, dat schimmels en schadelijke bacterien gedurende
de be-waarperiode geen kans krijgen zich te ontwikkelen. Schimmels en
bacterien kunnen zich alleen vermeerderen als de omstandigheden gunstig
voor hen zijn, d.w.z. dat er voldoende vocht is en er een voor hen gunstige
temperatuur heerst. Bovendien hebben schimmels en bepaalde schadelijke
bacterien lucht nodig, terwijl noch schimmels, noch de meeste bacterien
in een voldoende zure omgeving kunnen leven. |
§ 1 maaiwerktuigen Tot op heden berust het maaien op afknippen of op afslaan van het gewas. De normale maaimachines en maaibalken knippen het af; maaikneuzers, klepelmaaiers (zie § 6) en cirkelmaaiers slaan het af. maaiwerktuigen met heen- en weergaande messen Bij een normale maaibalk, fig. 1, wordt het te maaien gewas door de buitenschoen van de rest gescheiden en, door het in de vingerbalk heen- en weergaande mes, afgeknipt. Het gemaaide gewas valt achter de maaibalk op de stoppels en wordt door het over de grond slepende buitenzwadbord iets van het nog niet gemaaide gewas weggeschoven en zo nodig door de afweerstok weggerold. Het mes wordt door een kruk en een drijfstang in beweging gebracht. De krukas wordt of direct door de trekkerversnellingsbak of via een V-snaaroverbrenging door de aftakas aangedreven. De binnenschoen van de vingerbalk zit scharnierend aan het draaistuk bevestigd. Dit kan op zijn beurt om een dwars op de rijrichting gelegen as van het hulpraam kantelen. Het hulpraam is op twee punten scharnierend aan het hoofdraam of ook wel direct aan de trekker bevestigd. Het hulpraam en de vingerblak kunnen door een handhefboom of hydraulisch worden opgetrokken en opgeklapt. Men kan de stoppelhoogte veranderen door de sloffen van de binnen- en de buitenschoen hoger of lager te stellen of door de vingerbalk voor- of achterover te kantelen. Er bestaan naast dit type maaibalk ook typen voor driepuntsbevestiging en de in Nederland weinig voorkomende typen met steunwielen. Een driepuntsmaaibalk, fig. 2, heeft een gelast raam, waaraan het hulpraam scharnierend is bevestigd. Het hulpraam kan als de vingerbalk een obstakel raakt naar achteren uitwijken. Dit is bij de meeste naast de trekker gemonteerde balken niet mogelijk. |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina