fig. 12-VIII |
Het mes wordt in de binnen- en in de buitenschoen
eveneens door verstelbare plaatjes geleid, fig. 10, zodat het noch in horizontale,
noch in verticale richting kan uitwijken. Er worden meestal gladde, soms
geribde mesjes of snijplaatjes toegepast. Hierbij is het altijd zo, dat
er bij geribde mesjes snijplaatjes met gladde snijkanten horen en dat bij
gladde mesjes gladde of eventueel geribde snijplaatjes kunnen worden gebruikt.
In het algemeen kan worden gesteld, dat geribde mesjes, ook al zijn zij
minder scherp, het gewas nog goed 'afzagen'. Zij hoeven dus minder vaak
te worden geslepen dan de gladde mesjes. Voor snijplaatjes geldt min of
meer hetzelfde. In een fijn, slap gewas zullen de karteltjes van geribde mesjes vol met plantenresten gaan zitten, waardoor het knippen uiteindelijk slechter wordt dan met gladde snijkanten. De vingers zijn meestal voorzien van ingeklonken, verwisselbare snijplaatjes, fig. 8. Bij enkele merken worden slanke smeedstalen vingers met geharde snijvlakken toegepast. De Busatis maaibalk met dubbele messen heeft een geheel andere bouw, fig. 11. Hij heeft geen vingers en de beide messen bewegen tegen elkaar in. Hierdoor is de kans op verstoppen gering, terwijl de messen tegen elkaar zijn uitgebalanceerd, wat een hoog krukastoerental mogelijk maakt. De mesjes hebben een afwijkend model, de afstand hart op hart is 3 inch. De slag is 1 1/2 inch en de krukas maakt 1460 omwentelingen per minuut. Door de afwijkende constructie krijgt men uiteraard ook een ander snijdiagram dan bij een normale balk, fig. 12. Het valt direct op, dat de geknipte oppervlakte naar verhouding veel groter is en dat er geen plekken zijn waar geen snijkant is gepasseerd. Het diagram verandert wel bij een hogere rijsnelheid, maar minder sterk dan bij een normale balk. |
fig. 13-VIII |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina