fig. 128-VIII Raam van een maaikneuzer (Taarup) |
|
Het hoge toerental maakt, dat de rotor goed uitgebalanceerd
moet zijn. Het is daarom nodig, dat twee tegenover elkaar geplaatste klepels
even zwaar en even lang zijn. Hierop moet na het slijpen of het vervangen
van klepels goed worden gelet. De snijplaat, fig. 122, kan meestal dichter bij of verder van de rotor worden geplaatst. In het eerste geval wordt het materiaal meer gehakseld dan in het tweede, doch minder sterk gekneusd. De aandrijving geschiedt meestal via een stel conische tandwielen en een meervoudige V-snaaroverbrenging. De snaarschijven van de laatste zijn meestal verwisselbaar, zodat het rotortoerental kan worden veranderd. In sommige machines worden hiervoor twee gemakkelijk verwisselbare tandwielen of een V-snaar variator toegepast. Bij de naast het trekkerwiel werkende typen wordt tussen de tandwielkast en de V-snaaroverbrenging een telescopische as met kruiskoppelingen toegepast, fig. 127. Het raam is bij normale maaikneuzers een eenvoudige gelaste constructie. Het rust op twee wielen en de rotor is direct in het raam gelagerd, fig. 128. Het onderste deel van de kap is vast aan het raam bevestigd; het bovenste deel is meestal aan een flens van het onderste deel vastgeschroefd. Soms kan het bovenste deel van de kap gemakkelijk achterover worden geklapt. Meestal zijn er aan weerszijden van de rotor een |
fig. 129-VIII Sloffen en spatkleppen (John Deere)
|
fig. 130-VIII |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina