fig. 131-VIII Klemmende draaipunten met veerringen |
paar sloffen aanwezig, die het in de grond slaan
van de klepels moeten verhinderen. Aan de voorkant van de kap zijn scharnierende
spatkleppen aangebracht, fig. 129. Bij de machines met vaste kap, die het materiaal dus uitsluitend in één richting wegwerpen is boven aan de kap een op en neer verstelbare leiplaat aangebracht om het gewas meer voor of achter in de wagen te kunnen brengen. Bij de machines met draaibare kap is ook een dergelijke leiplaat aanwezig, zodat men de stroom naar verschillende richtingen kan sturen. Dit geschiedt meestal met een gecombineerde handel, fig. 130. De handel is verstelbaar uitgevoerd, zodat de stand en de lengte bij verschillende trekkers kan worden aangepast. Om verlopen van de afstelling te voorkomen zijn vaak tandbogen aanwezig. Bij sommige machines wordt verdraaien tegengegaan doordat de beide delen bij het draaipunt door verende onderlegringen onder de moeren tegen elkaar worden geklemd, fig. 131. Het raam kan meestal met een schroefspil t.o.v. de trekboom voor- en achterover worden gesteld, zodat de klepels lager of hoger werken. Soms wordt een schroefspil gecombineerd met een handel toegepast. Bij de typen met blaashakselaar is het aparte rotorraam scharnierend aan het hoofdraam bevestigd en door een of meer veren uitgebalanceerd, fig. 132. Het kan meestal met een schroefspil hoger of lager worden gesteld. Enkele typen hebben de mogelijkheid de wielen hoger of lager te stellen. Soms ontbreekt dan de hierboven genoemde hoogteafstelling. |
fig. 132-VIII Raam van een maaikneushakselaar (Gehl) |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina