Nederlandse index
Homepage
English index

 

fig. 138-VIII Lundell maïshakselvoorzetstuk

hakselaars

De stationaire- en rijdende hakselmachines komen behalve het toevoergedeelte sterk met elkaar overeen, reden, waarom zij gezamenlijk zullen worden behandeld. In Nederland worden hakselmachines, behalve bij het inkuilen wel bij gras- en lucernedrogerijen gebruikt. Zij dienen daarbij meestal om het gewas te laden en tevens te hakselen, zodat het dicht in de silo kan worden gepakt. Verder is kort gehakseld gewas gemakkelijker met silolossers en automatische voedersystemen te verwerken dan gemaaikneusd gewas. De blaashakselaars bestaan uit een blazer, waarbij het gewas door het schoepenwiel gaat en waarbij een molen met 2 of 4 armen het gewas tegen vastgemonteerde messen drukt, zodat het in meer of minder lange stukken wordt gesneden, fig. 139. Hoe meer messen, hoe korter het materiaal in principe wordt, de haksellengte varieert overigens sterk.
Bij de rijdende machines van dit type wordt een normale opraper en vaak een toevoervijzel gebruikt, fig. 140.

 

Bij normale hakselmachines, fig. 141, wordt het gewas tussen verende walsen of tussen een wals en een verende toevoerketting samengeperst en zo met een vaste snelheid in de snijrichting gevoerd. De snijinrichting bestaat uit een vast mes of een vaste snijbalk en daar vlak langs lopende hakselmessen, zodat het materiaal op regelmatige afstanden wordt doorgeknipt. De messen zijn op een zware schijf of op trommelkruisen bevestigd, fig. 142. In het eerste geval zijn op de schijf werpschoepen aangebracht; in het tweede geval wordt een aparte werpelevator of blazer toegepast om het materiaal in de wagen te brengen. Meestal kan het voorstuk met opraper gemakkelijk door een maaitafel of een maïsvoorzetstuk worden vervangen. Bij het laatste worden in beide verdelers voor het oprichten en geleiden van het gewas kettingen met vingers toegepast.

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina