Ook met een lossnijder-zelfvoerder is het van belang de
schoven regelmatig verdeeld in te vorken. Bij inleggen met de hand moeten
de schoven met de hand gespreid worden ingestoken. Men stelt de dorsmantel
in principe zo, dat het gewas net is uitgedorst. Scherper dorsen geeft
kans op korrelbeschadiging omdat men dan meer kortstro krijgt en vaak
capaciteitsverlies. Soms krijgt men een beter resultaat door de mantel
voor nauwer te stellen dan achter. Bij moeilijk te dorsen gewassen wordt
een deel van de mantel aan de buitenkant afgedekt. Bij peulvruchten wordt
het trommeltoerental door het monteren van andere riemschijven verlaagd.
Bij moeilijk uit te schudden gewassen stelt men de machine achter wel
iets hoger dan voor. Het materiaal loopt dan langzamer over de schudder.
De zeefmaat van de kortstrozeef moet men zo kiezen, dat alle zaad en ongedorste
aren er net doorvallen. De hemelzeef moet zo gekozen worden, dat het zaad
en aren er vlot doorvallen. De arenzeef zo, dat het zaad er net vlot doorvalt
en de zandzeef zo, dat het zaad er net niet doorvalt. |
De luchtstroom mag ook hier het zaad net niet meenemen. Dit geeft dode
omloop van het zaad en dus een daling van de capaciteit. § 3 maaidorsers Litt.: Ir. H. M. Elema: 'Maaidorsers en opraappersen' Uitg. Stichting Bovalpers, Utrecht. Een maaidorser maait en dorst in één werkgang. Dit geeft
t.o.v. andere oogstmethoden een grote arbeidsbesparing, reden waarom het
maaidorsen meer en meer wordt toegepast. |
fig. 49-IX |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina