PRAKTIJKCURSUS TREKKERMECANICIEN

DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE VAN DE TREKKER

 

Het afstellen

Bij de drieborsteldynamo hebben wij de mogelijkheid om door verschuiven van de derde borstel de laadstroom te verhogen of te verlagen. Om de juiste plaats vast te stellen laten wij de motor met normaal gebruikstoerental draaien, ± 3/4 gas, met brandende lampen. De derde borstel wordt nu zodanig verschoven dat de ampèremeter 1 a 2 ampère laden aanwijst. Bij deze afstelling moet de accu normaal geladen zijn.

De afstelling van de automaat gebeurt in twee gedeelten. Eerst de mechanische afstelling en daarna de elektrische. Onder de mechanische afstelling wordt verstaan de lichthoogte van de puntjes en de luchtspleet tussen kern en anker. Onder de elektrische afstelling verstaat men de sluitspanning en de terugstroom. De lichthoogte wordt afgesteld op 0,4 mm à 0,7 mm, waarbij zonodig eerst de puntjes worden bijgewerkt. De luchtspleet tussen anker en kern wordt gemeten met op elkaar gedrukte puntjes. De spleet moet dan 0,1 mm à 0,2 mm zijn. Bovengenoemde maten gelden alleen wanneer de fabrieksgegevens niet bekend zijn. Voor de elektrische afstelling wordt de automaat weer op zijn plaats gezet en aangesloten. Een voltmeter komt tussen massa en invoerzijde van de automaat. Het motortoerental wordt geleidelijk opgevoerd waarbij we de voltmeter aflezen. Op het moment van sluiten zal de naald van de voltmeter even trillen. Dit moet zijn tussen de 6 ½ en 7 volt. De sluitspanning is bij te stellen door de veerspanning te veranderen of door de luchtspleet iets groter of kleiner te maken. Een grotere veerspanning of een grotere luchtspleet geeft een hogere sluitspanning, het omgekeerde een lagere. De terugstroom wordt afgelezen op de ampèremeter die aangesloten wordt in de toevoerkabel naar de accu. Bij afzakkend motortoerental moet de ampèremeter ontladen aanwijzen en zal in enkele gevallen op nul terugspringen, een teken dat de puntjes geopend zijn. De ontlaad- of terugstroom ligt tussen 1 en 5 ampère. Het afstellen van een spanningsregelaar is specialistenwerk. Wanneer het nodig is dat de installatie zonder accu moet draaien, moet de dynamo tegen doorbranden beschermd worden. Een gemakkelijke en afdoende manier hiervoor is om de draad tussen dynamo en automaat bij de automaat los te maken en deze degelijk aan de massa te bevestigen, zie pijl fig. 1. Bij fig. 2 kan het op dezelfde manier. Bij de installatie van fig. 3 is het theoretisch niet nodig om voorzorgsmaatregelen te nemen. De spanningsregelaar moet er voor zorgen dat de spanning niet te hoog oploopt. Er hoeft echter maar weinig aan te mankeren of de spanning loopt toch te hoog op, waardoor zowel de dynamo als de regelaar stuk kan gaan. Daarom ook hier de stroomdraad die van de dynamo naar de spanningsregelaar gaat (dus de +-draad in fig. 3) bij de regelaar los maken en degelijk aan de massa verbinden.

 

 

 

 

 

Blad 105c Zie hierbij Afb. B 57a

 

Blad 105b           Blad 105d

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010