PRAKTIJKCURSUS TREKKERMECANICIEN

DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE VAN DE TREKKER

 

In fig. 2 is een indirecte schakeling door middel van een elektromagnetische afstandschakelaar afgebeeld.

Het voordeel hiervan is dat met kortere startkabels volstaan kan worden. In de afstandschakelaar is een wikkeling aangebracht met daarin de elektromagneet. De wikkeling begint bij de stroomaansluiting en eindigt bij een drukknopje op het instrumentenbord. Zodra dit knopje ingedrukt wordt, zal de electromagneet sterk worden aangetrokken, en door middel van de koperen ring of strip onder aan de magneet komt de verbinding tussen de twee aansluitklemmen tot stand.

De schakelaar van fig. 3 is in wezen hetzelfde, alleen begint de wikkeling aan de massa en wordt er met het drukknopje stroom ingeschakeld. De afstandschakelaar van fig. 2 moet met de juiste aansluitklem aan de accu komen. Deze klem is gemerkt (Batt.). Die van fig. 3 kan willekeurig gemonteerd worden.

De volgende aansluiting is de laadstroomkring .

Op afb. B 57a zijn er drie weergegeven. Fig. 1 is een drieborsteldynamo met automaat . De aansluitklemmen van de automaat zijn gemerkt met letters of nummers (cijfers). De draad van de accu moet worden vastgemaakt aan de aansluitklem van de contactpuntjes. Een verkeerd aangesloten ampèremeter zal ontladen aanwijzen bij draaiende dynamo.

Fig. 2 is ook een drieborsteldynamo, maar de veldwikkeling komt geïsoleerd buiten het huis en is verbonden met een schakelaar op het instrumentenbord, voorzien van een weerstand. Met deze met de hand bediende weerstand kan de dynamo op hoog en laag laden gesteld worden. Fig. 3 is een aansluiting van een tweeborsteldynamo met spanningsregelaar . De aansluiting is uitgerust met een controlelampje dat uitgaat zodra de dynamo begint te laden.

De ontstekingsstroomkring is reeds uitvoerig behandeld en kan hier dus buiten beschouwing blijven. Ook de overige stroomkringen, verlichting, richtingwijzers enz. blijven hier achterwege.

 

Volgorde storing zoeken

Wanneer zich bij een trekker startmoeilijkheden voordoen, wordt eerst de accu gecontroleerd. Men begint met de accu aan de buitenkant te bekijken (een gescheurde bak, omhoog gekomen cellen, weggeteerde of loszittende polen, slechte kabelklemmen, slecht massacontact). Vervolgens wordt met de zuurweger de ladingstoestand van de accu gecontroleerd. Is het nodig dan wordt de accu met een gelijkrichter opgeladen. Met de celtester kan tenslotte gecontroleerd worden of de accu onder belasting wel voldoende spanning behoudt.

Na de accu komen de startkabels aan de beurt. Hierbij wordt gelet op de klemmen en kabelschoenen, beschadigde isolatie en breuken. De startschakelaar is het beste te controleren door een proef te nemen met een nieuwe schakelaar. Als laatste onderdeel komt de startmotor. Deze wordt gedemonteerd, waarbij vooral gelet moet worden op vuil, versleten of beschadigde borstels, de hoedanigheid van de collector en versleten lagers. Komen er aan een trekker laadmoeilijkheden voor, dan openbaren zich deze door een lege accu. De accu wordt dan op dezelfde manier gecontroleerd als hierboven beschreven is. Daarna wordt de gehele laadstroomkring uitwendig gecontroleerd op een slippende V-snaar, vuile of losgetrilde kabelschoentjes, gebroken kabels, beschadigde isolatie. Is dit allemaal in orde, dan komt de dynamo aan de beurt. Deze wordt gedemonteerd en zonodig van binnen grondig gereinigd. Bij de inspectie van de onderdelen moet vooral gelet worden op versleten borstels, niet geheel ronde collector, brandplekken op het anker en versleten lagers.

 

Blad 105b — Zie hierbij Afb. B 57 en 57a

 

Blad 105a           Blad 105c

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010