PRAKTIJKCURSUS TREKKERMECANICIEN
DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE VAN DE TREKKER
(Afb. B 57 en 57 a)
Bij dit gedeelte van de trekker krijgen wij te maken met diverse elektrische onderdelen, die stuk voor stuk in hun eigen stroomkring zijn ondergebracht. Het werken hieraan kan verdeeld worden in:
1. het aansluiten;
2. volgorde van storingzoeken;
3. het afstellen.
Om dit werk overzichtelijk te doen moeten wij elke stroomkring afzonderlijk bezien. We onderscheiden dan:
1
De startstroomkring
Accu;
Startschakelaar (elektromagnetische afstandschakelaar);
Startmotor.
2
De laadstroomkring
Accu;
Ampèremeter of Controlelamp;
Automatische schakelaar (automaat);
Spanningsregelaar;
Dynamo.
3
De ontstekingsstroomkring
Accu;
Contactschakelaar;
Bobine;
Onderbreker.
4
De gloeistroomkring
Accu;
Contactschakelaar;
Gloeistartschakelaar;
Controlespiraal;
Weerstand;
Gloeispiralen.
Bij al deze stroomkringen zijn twee punten steeds gelijk, nl.:
a. elke stroomkring moet een gesloten circuit vormen om te kunnen werken;
b. in elke stroomkring is een schakelaar opgenomen.
Startstroomkring
Moet een aansluiting gemaakt worden dan beginnen wij met het starten. In afb. B 57 zijn enige startstroomkringen weergegeven. In fig. 1 is de eenvoudigste uitvoering met een zware drukschakelaar te zien. De aansluiting hiervan levert geen moeilijkheden op.
Blad 105a — Zie hierbij Afb. B 57
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |