CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK III — MOTOR-ONDERDELEN
Paragraaf 7
CILINDERBLOK EN CILINDERVOERINGEN (Afb. A 7)
Een cilinderblok heeft rond de eigenlijke cilinder een ruimte waardoor koelwater kan circuleren. Ook treft men er in-en uitlaatkanalen voor de gassen aan, terwijl steunpunten aanwezig zijn waarin de krukas en de nokkenas gelagerd kunnen worden.
Verder zijn er nog verschillende onderdelen aan bevestigd zoals de regulateur, het ontstekingsmechanisme, de circulatiepomp, de dynamo, enz. Door de zijwanden en het er ondergeschroefde carter ontstaat een afgesloten geheel, hetgeen van belang is voor een goede smering.
Door zijn ingewikkelde vorm zullen er bij het gieten van het blok gemakkelijk krimpspanningen optreden, die na kortere of langere tijd aanleiding zouden kunnen geven tot storingen. Om dit te voorkomen giet men het blok van betrekkelijk zacht gietijzer dat elastischer is dan de hardere soorten, doch minder goed bestand tegen slijtage. Als loopvlak voor de zuigers worden dan cilindervoeringen van een harde gietijzersoort aangebracht. Deze worden als kraagbussen gegoten en daarna bewerkt en in het cilinderblok aangebracht.
We kunnen hiervan twee hoofdsoorten onderscheiden, nl. droge en natte voeringen.
Sommige trekkermotoren zijn uitgerust met droge voeringen (fig. 1); de meeste zijn echter van natte voeringen voorzien; ook komen typen voor welke geen verwisselbare voeringen hebben.
Als in het laatste geval één cilinder beschadigd is, moet het blok gedemonteerd en uitgeboord worden, waarna men de cilinder weer op standaard-maat kan brengen door het inzetten van een droge voering.
Een natte voering (fig. 2) heeft een grotere wanddikte en wordt aan de buitenkant direct door het koelwater omspoeld.
Aan de bovenkant sluit deze weer af op een kraag; de onderkant wordt afgesloten door middel van rubberringen (fig. 7-B) welke voorkomen dat het koelwater in het carter zou kunnen lekken.
Omdat de onderkant van de voering een kleinere diameter heeft dan de bovenkant kan men deze er voor het grootste gedeelte gemakkelijk inschuiven en de kraag vast aantrekken.
In fig. 3 is een cilinder van een luchtgekoelde motor afgebeeld. De koelribben dienen ter vergroting van het oppervlak.
Aan de onderkant ziet men een rubber afdichtingsring, waarmede het lekken van olie uit het carter voorkomen wordt.
De boven de cilinder afgebeelde metalen ring doet dienst als koppakking. Met vier lange bouten wordt de cilinder tussen de cilinderkop en de krukkast geklemd en is daardoor gemakkelijk verwisselbaar. Voor het aantrekken van de cilinderkopbouten gelden speciale voorschriften, waarover later meer zal worden gezegd.
In fig. 4 ziet men de demontage van een droge voering afgebeeld. Onder in de voering wordt een precies passend trekstuk aangebracht, dat voorzien is van een rand welke buitenwerks iets kleiner is dan de buitendiameter van de voering.
Een lange ¾" bout met draad steekt door het trekstuk en een bovenop een paar stukken kopshout gelegen spanplaat.
Om de trekbout recht en precies op de plaats te houden kan men nog gebruik maken van een tweede, gestippeld aangegeven, trekstuk.
Blad 15 — Zie hierbij Afb. A 7
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |