CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK III — MOTOR-ONDERDELEN

Paragraaf 9

DRIJFSTANG- EN KRUKASLAGERS (Afb. 10 en 11)

 

De drijfstang dient om de heen en weergaande beweging van de zuiger om te zetten in een ronddraaiende beweging van de krukas. In fig. 1 is een zuiger met een drijfstang in onderdelen afgebeeld. Boven de zuiger ziet men een compressie- en een olieschraapveer afgebeeld. De zuigerpen wordt door een borgring aan beide kanten opgesloten. De drijfstang scharniert om de pen door middel van een zuigerpenbus , die vast in de drijfstang wordt geperst. Bij het inzetten moet men er op letten, dat de oliegaatjes in bus en drijfstangkop recht voor elkaar komen. Het profiel van de drijfstang is meestal H-vormig ter beperking van het gewicht.

Het dikke gedeelte van de drijfstang, ook wel big end genoemd, is voorzien van tweedelige lagerschalen. Vroeger werden de drijfstang en de drijfstangkap wel ingegoten met witmetaal, doch tegenwoordig past men algemeen verwisselbare lagerschalen toe. Bij de mengselmotoren worden deze gevoerd met een zeer dun laagje witmetaal. Dit metaal veroorzaakt weinig wrijving en beschadigt de krukas niet. Het smeltpunt is echter laag zodat bij het wegvallen van de smering het metaal smelt (uitloopt). Bij de dieselmotoren worden vanwege de hoge drukken veelal loodbronzen lagers toegepast, welke beter tegen druk bestand zijn. De wrijving is echter iets groter dan bij witmetaal.

De scheiding tussen de drijfstang en de kap kan loodrecht op de hartlijn van de stang zijn aangebracht, maar bij sommige motoren wordt een scheiding onder een andere hoek toegepast (fig. 1). Dit vergemakkelijkt de montage en demontage, terwijl de drijfstangbouten minder zwaar belast worden.

Om verschuiven van de drijfstangkap ten opzichte van de stang te voorkomen is de scheiding getand uitgevoerd. Een borgpen in de drijfstangkap en het onderste lager voorkomt het draaien van het lager in de kap. De drijfstangbouten zijn achter de draad op kerndikte afgedraaid om een begin van breuk door de scherpe overgang van de draad te voorkomen. Wanneer de bouten op de juiste aanzetspanning zijn vastgetrokken, wordt een lipje van het borgplaatje tegen een platte kant van de moer gebogen om loslopen te voorkomen.

 

In fig. 2 is een krukas met drijfstangen en bijbehorende onderdelen afgebeeld.

Bij het monteren moet men er steeds op letten of er merken op de drijfstangen en lagerkappen voorkomen; mocht dit niet het geval zijn dan moet men deze als volgt merken:

De afgenomen drijfstang op fig. 2, welke zich dus het dichtst bij de distributietandwielen bevindt, is no. 1; het merk moet steeds aan de nokkenaskant worden aangebracht.

Ook de volgende drijfstang wordt overeenkomstig in volgorde gemerkt. Bij de meeste trekkermotoren zijn verwisselbare stalen lagerschaaltjes toegepast, welke gevoerd zijn met een zeer dun laagje witmetaal. Een enkele keer treft men vulplaatjes tussen de kap en de drijfstang aan. Bij dieselmotoren worden loodbronzen lagers toegepast; deze mag men nooit door witmetaallagers vervangen.

Dit geldt ook voor de hoofdlagers waarvan er één, in dit geval het achterste hoofdlager, als kraaglager is uitgevoerd om de zijdelingse druk van de krukas, welke o.a. ontstaat als men het koppelingpedaal intrapt, te kunnen opvangen.

 

 

Blad 23 Zie hierbij Afb. A 10

 

Blad 22           Blad 24

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010