CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK V — LUCHT- EN BRANDSTOFFILTERS

 

In fig. 3 is de filterkolf met een driewegkraan in doorsnede afgebeeld. In de middelste figuur staat de driewegkraan dicht. Links ziet men de stand van de driewegkraan getekend als deze open staat voor petroleum . Uit de petroleumtank stroomt de brandstof recht naar beneden in de bezinkselkolf en vervolgens via de zeef door de leiding naar de carburateur. In de rechtse figuur ziet men de stand van de driewegkraan bij het werken op benzine . De benzine komt uit de leiding van de benzinetank in de kraan en gaat met een haakse bocht naar beneden om daarna de zelfde weg te volgen als bij petroleum is aangegeven. In fig. 4 is een Bosch-brandstoffilter afgebeeld.

Links boven wordt de brandstofleiding van de tank aangesloten. De brandstof komt nu rond de viltblokken te staan. De filterblokken worden aan de bovenkant door middel van een moer en aan de onderkant door middel van een veer en een sluitplaat afgedicht.

De brandstof dringt door het vilt heen. Alle verontreinigingen blijven in het filter achter. De gezuiverde brandstof komt binnen in het filterelement en gaat door een opening in de centraal geplaatste buis door de onderste leiding naar de brandstofpomp . Het op de viltblokken achter gebleven vuil zakt naar beneden en kan door het uitdraaien van de aftapdop verwijderd worden. Is de tank leeg geweest, dan moet het filter ontlucht worden. Daartoe is een ontluchtingsschroef boven op het filter aangebracht. Hoewel het bij een hoger gelegen brandstoftank niet nodig is, wordt soms wel een toevoerpomp toegepast, welke de brandstof uit de tank met kracht door het filter naar de brandstofpomp pompt. Als de capaciteit van de toevoerpomp te groot is, wordt de overtollige brandstof door de overloop weer naar de tank teruggevoerd. Op die wijze wordt tevens een automatische ontluchting van het filter verkregen. In het aansluitstuk van de overloop is een klepje aangebracht.

Het schoonmaken van het filter kan het beste met samengeperste lucht geschieden. Eerst wordt het filter afgetapt en daarna het element uitgenomen. Daarbij moet er vooral op worden gelet, dat er geen vuil in de leiding naar de brandstofpomp komt. De ene kant van het filter wordt met de duim afgedicht, terwijl aan de andere kant de luchtslang wordt aangesloten. De lucht drukt de brandstof uit de filterblokken van binnen naar buiten, terwijl het aan het vilt klevende vuil wordt weggesproeid. Bij gebrek aan samengeperste lucht kan eventueel een fietspomp worden gebruikt.

In fig. 5 is een ander type brandstoffilter van een dieselmotor getekend. Bij dit type moet de brandstof uiterst schoon in de tank gedaan worden terwijl het van belang is de tank 's avonds te vullen. Voordat men dan 's morgens de motor aanzet moet men eerst het bezinksel aftappen. De brandstof wordt door een pompje uit de tank gezogen en in de leiding naar het filter geperst. Hierin bevinden zich 3 tot 9 filterelementen waardoor de brandstof moet passeren alvorens deze uit het filter naar de brandstofpomp kan gaan. Steeds na 60 uur moet men het vuil uit het filterhuis aftappen; dit kan door het losdraaien van de plug, die zich onderaan het filterhuis bevindt. Bij deze handeling moet men de ontluchtingskranen openen.

De brandstoffilterelementen moeten na p.m. 1000 draaiuren worden ver­vangen (fig. 6 en fig. 7).

De ophangstangen en veren kunnen weer gebruikt worden. De elementen (6) worden met de veren (5) in het deksel (4) opgehangen. Boven elke veer is een ring (3) aangebracht, die op zijn plaats wordt gehouden door een pen (1), welke in de ophangstang (2) gestoken wordt.

 

 

 

Blad 44 — Zie hierbij Afb. A 21

 

Blad 43           Blad 45

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010