CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK V — LUCHT- EN BRANDSTOFFILTERS
Ook de filterelementen, welke gemakkelijk losneembaar zijn (fig. 2 en fig. 3) moeten elke 60—200 uur in gasolie of wasbenzine gereinigd en daarna in dikkere olie gedrenkt worden. Fig. 4 stelt het luchtfilter van de Lanz-trekkers voor. De lucht passeert de buitenwand met gaten, vervolgens de buitenzeef , daarna de in olie gedrenkte cocosvezels en de binnenzeef en buigt dan om naar beneden om in het inlaatkanaal te komen.
Daar Lanz volgens het tweeslagsysteem werkt, zuigt de omhooggaande zuiger het carter vol met lucht. Bij het terugkomen van de zuiger zou de lucht weer teruggeblazen worden, hetgeen hier voorkomen wordt doordat zich verende luchtkleppen aan de onderzijde van het filter bevinden, welke alleen lucht naar de motor doorlaten maar niet omgekeerd. Voor het reinigen van de cocosvezels kan het element door losnemen van het deksel door middel van de moer uit het huis genomen en door het verwijderen van de sluitstift geheel uit de buitenzeef genomen worden. In fig. 5 is een doorsnede van een veelvoorkomend type luchtfilter met tweevoudige reiniging afgebeeld. Bovenop de luchtinlaatpijp bevindt zich het grove filter; onder aan het filterhuis zit een gemakkelijk afneembare bak welke gevuld is met olie. De van boven komende lucht strijkt over de olielaag en laat daarin het fijne vuil achter. Daarna gaat de lucht door een filterelement en tenslotte naar de motor.
Er bestaan ook luchtfilters waarbij de lucht langs het olieoppervlak strijkt en dus niet door de olie gaat.
Doet men in dit type te veel olie, dan gaat deze met de lucht mee naar de motorcilinder en verbrandt. Het gevolg is een overmatig roken van de motor, slecht trekken en in sommige gevallen geheel weigeren. Daarom moeten de voorschriften, die voor een bepaald type gelden, steeds nauwkeurig worden opgevolgd. In fig. 6 is het afnemen van de oliebak en in fig. 7 het uitspoelen van het filterelement en de luchtpijp afgebeeld. In fig. 8 ziet men het schoonmaken en in fig. 9 het vullen van de bak met olie tot het merkteken.
Men kan hiervoor dezelfde olie gebruiken als in het motorcarter gebruikt is, mits de olie voldoende dun-vloeibaar is. Er is tegenwoordig ook speciale luchtfilterolie in de handel.
Paragraaf 19
BRANDSTOFFILTERS (Afb. A21)
Bij petroleumtrekkers bevindt zich in de brandstofleiding meestal een glazen bezinkselkolf. In deze kolf bezinken het vuil en water uit de brandstof. Doordat de bezinkselkolf van glas is, zijn het vuil e.d. van buitenaf te zien. Het is van het grootste belang de brandstof zo schoon mogelijk in de tank te doen, omdat verontreinigingen aanleiding kunnen geven tot het niet goed afsluiten van de vlotternaald en het verstoppen van de sproeiers.
In fig. 1 zien we onder aan de petroleumtank een driewegkraan aangebracht waardoor zowel benzine als petroleum naar de carburateur kunnen stromen. De brandstof komt eerst in de glazen bezinkselkolf en moet daarna een zeef passeren. Vervolgens kan het door een gaatje boven de zeef naar de carburateur.
Het glaasje is voor het schoonmaken gemakkelijk af te nemen, hetgeen op fig. 2 duidelijk is te zien. Na het schoonmaken wordt het glaasje, voorzien van een pakking, aan het kraanhuis vastgeschroefd.
Blad 43 — Zie hierbij Afb. A 20 en A 21
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |