CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK IX — BRANDSTOFSYSTEMEN VAN DIESELMOTOREN

 

Paragraaf 39

BRANDSTOFPOMP (Afb. 42 en 43)

 

In fig. 4 afb. 42 is de samenstelling van een Bosch brandstofpomp weergegeven.

De pomp bestaat uit een aantal elementen: voor elke motorcilinder één element. De toevoerpomp met een voorreiniger bevinden zich rechts onderaan. De toevoerleiding voorziet de brandstofgalerij van gasolie; elk pompelement staat door middel van een toevoeropening met de brandstoftoevoer in verbinding. Het eind van de brandstofgalerij is afgesloten met een sluitschroef . Elk pompelement bestaat uit een persplunjer , welke in een cilinder op en neer beweegt. De nokkenas drukt via een rol met een stootstuk de meeneemvleugel omhoog en daarmee de plunjer; de plunjerveer trekt de plunjer terug. De omhooggaande plunjer sluit de toevoeropening in de cilinder af en perst de brandstof samen zodat de ontlastklep opent en de brandstof in de persleiding naar de verstuiver terechtkomt. Een regelstang is via de regelhuls in staat alle plunjers te verdraaien, zodat de opbrengst gewijzigd kan worden en daardoor het motortoerental. Om de lucht uit de pomp te kunnen verwijderen is een ontluchtingsschroef aangebracht. In fig. 1 afb. A 43 is de constructie van het afzonderlijke pompelement afgebeeld.

Bij dit type brandstofpomp (Bosch, C.A.V.) werken de plunjers met een constante slag; de hoeveelheidsregeling vindt plaats door verdraaien van de plunjer, hetgeen door de regelstang welke aangesloten is op de regulateur, wordt bewerkstelligd. De regelstang met tanden grijpt in een tandwiel op de regelhuls . Onder in deze huls zijn twee langwerpige openingen gemaakt, waarin de meeneemvleugels, welke vast aan de plunjer zitten, op en neer kunnen glijden.

De regelhuls kan dus alleen draaien; de plunjer kan behalve draaien ook op en neer gaan. Het tandwieltje is op de huls vastgeklemd en kan bijgesteld worden. Alle plunjers kunnen daardoor in dezelfde stand worden gesteld. De werking van de plunjer en de regeling van de hoeveelheid ingespoten brandstof berusten op het verdraaien van een plunjer met een schuin verlopende groef , de helix . In fig. 2a is de plunjer in de onderste stand afgebeeld. De toevoerpomp zal de ruimte boven de plunjer via de openingen in de cilinder vullen met brandstof.

In fig. 2b is de plunjer zover gerezen dat de toevoeropening afgesloten is; er kan nu geen brandstof meer in maar ook niet meer uit de cilinder. De persslag begint dus en gaat zolang door totdat de onderkant van de helix de toevoeropening weer vrij geeft (fig. 2c). Via de verticale groef in de plunjer heeft de brandstof boven de plunjer, welke onder druk staat, verbinding met de opening in de cilinder; de druk valt weg en hoewel de plunjer nog iets stijgt wordt er geen brandstof meer naar de verstuiver geperst.

In fig. 2a, b en c is de situatie afgebeeld bij maximale opbrengst van de pomp. De lange zijde van de helix sluit de toevoer af. Hoe korter de afstand is waarover de helix de toevoeropening afsluit des te geringer hoeveelheid brandstof wordt ingespoten.

In fig. 2 bevindt zich de halve hoogte van de helix voor de opening en in fig. 2e het smalste gedeelte van de helix. In fig. 2f is de verticale groef voor de opening gedraaid; er ontstaat nu geheel geen afsluiting, dus ook geen druk en inspuiting. Boven in de perscilinder bevinden zich de pers - en ontlastklep (fig. 3). De functie van beide is tijdens de persslag de brandstof door te laten en na het beëindigen ervan de leiding af te sluiten, zodat geen brandstof terug kan vloeien in de pomp.

 

 

Blad 75 — Zie hierbij Afb. A 42 en A 43

 

Blad 74a           Blad 76

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010