CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK IX — BRANDSTOFSYSTEMEN VAN DIESELMOTOREN

 

De brandstof begint te verdampen, hetgeen tot gevolg heeft dat bij het daaropvolgend starten een mengsel van warme lucht en brandstof wordt aangezogen, waarop de motor vlot aanslaat. Er mag niet te veel brandstof worden ingepompt: niet meer dan één pompslag per start. Ook zijn er dieselmotoren die op benzine starten zoals Lanz en McCormick. Bij Lanz wordt de benzine op dezelfde wijze en door dezelfde apparaten als de dieselolie ingespoten in de verbrandingskamer.

McCormick heeft hiervoor een speciale carburateur en een dubbele verbrandingskamer (fig. 6). De dieselmotor wordt als mengselmotor gestart om daarna door het uitschakelen van de hulpverbrandingskamer als diesel verder te draaien. De normale verbrandingsruimte wordt tijdens het starten door het openen van de startklep verbonden met de extra verbrandingsruimte , waardoor de compressieruimte groter en de druk lager wordt. Wanneer men met een hefboom de startkleppen opent, wordt de normale luchtklep gesloten; de lucht wordt daardoor gedwongen door de carburateur te gaan en wordt hierin met de benzine vermengd. Tijdens de compressieslag wordt dit mengsel samengedrukt en door een vonk aan de bougie in de extra verbrandingsruimte ontstoken, zodat de motor als mengselmotor aanslaat. Na ± 700 omwentelingen wordt de startklep weer gesloten en de carburateur uitgeschakeld, zodat de motor als dieselmotor verder kan draaien. Te lang doordraaien als mengselmotor heeft kromtrekken of verbranden van de startkleppen tengevolge, omdat deze niet gekoeld worden.

Bij de Caterpillar-tractoren wordt een benzinestartmotor gebruikt (fig. 7). Deze wordt door middel van een touw om het vliegwiel aangetrokken, waarna men de tractor eerst warm laat draaien. Daarna schakelt men een wrijvingskoppeling uit en schuift men een klein tandwieltje in de starterkrans. Men geeft de motor vol gas en laat daarna de koppeling weer opkomen. De dieselmotor wordt nu door de benzinemotor rondgedraaid, zonder dat inspuiting plaats heeft, terwijl de compressie verlaagd is. De uitlaatgassen van de startmotor verwarmen de inlaatlucht van de dieselmotor. Aangezien beide koelsystemen één geheel zijn wordt tijdens het draaien van de startmotor ook het koelwater van de grote motor voorgewarmd. Daarna worden ook de brandstofpompen in het werk gesteld, en als de motor voldoende warm is kan deze op eigen kracht draaien; hierna wordt de startmotor uitgeschakeld.

De Cletrac-trekker is met een elektrische startmotor uitgerust. Voor het starten wordt hierbij het koelwater met een benzineblaaslamp op temperatuur gebracht.

In fig. 8 is het startsysteem afgebeeld, dat voorkomt bij de Schlüter-trekkers. In de cilinderkop is een draaibaar bolvormig stuk aangebracht, dat bij het starten omhoog gedraaid wordt. Hierdoor kan men deze motor met directe inspuiting starten. Zodra de motor loopt wordt het stuk omgedraaid, waardoor onder normaal bedrijf de inspuiting indirect plaats vindt, en het bolvormig stuk als wervelkamer dienst doet.

 

 

Vragen § 41 tot en met 43.

1. Welke inspuitsystemen komen voor bij dieselmotoren, hoe werken deze en wat zijn de voor- en nadelen? Maak een schets.

2. Beschrijf en schets de bouw en de werking van een verstuiver.

3. Wat is een ééngats-, wat een meergats- en wat een tapverstuiver?

4. Hoe moet een verstuiver onderhouden worden?

 

 

Blad 83— Zie hierbij Afb. A 47

 

Blad 82           Blad 84

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010