CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK IX — BRANDSTOFSYSTEMEN VAN DIESELMOTOREN

 

Paragraaf 43

STARTSYSTEMEN (Afb. A 47)

 

De manier van starten van de dieselmotor hangt geheel af van de constructie van de motor. Daar hierin een grote verscheidenheid voorkomt lopen ook de startsystemen geheel uiteen.

De compressieverhouding speelt hierbij een grote rol. Onder compressieverhouding verstaat men de verhouding van de gehele cilinder (zuiger­verplaatsing plus verbrandingsruimte) tot die van de verbrandingsruimte (zie fig. 1).

Deze verhouding is bij dieselmotoren veel groter dan bij mengselmotoren; ze varieert bij dieselmotoren van 13 : 1 tot 22 : 1 en bij mengselmotoren van 5,5 :1 tot 7,5 : 1.

Het is begrijpelijk dat men gemakkelijker een motor met een compressie­verhouding van 6 : 1 kan ronddraaien dan een met een compressieverhouding van 20 : 1. Bij een dieselmotor van normale afmetingen zal het zonder meer dan ook niet lukken om de motor met een slinger rond te draaien. Van de compressieverhouding hangt ook grotendeels de zwaarte en capaciteit van de startmotor af. Bij mengselmotoren wordt meestal een 6 Volts elektrische installatie toegepast maar bij dieselmotoren een installatie van 12 of 24 Volt. Hierop zal in het hoofdstuk elektrische installatie nader ingegaan worden. Naast een elektrische starter zijn de meeste motoren ook uitgerust met een slinger voor handstarten. Bij mengselmotoren zal aanslingeren wanneer alles goed in orde is geen moeilijkheden meebrengen. Wel moet er op gelet worden dat de slinger op de juiste wijze wordt vastgehouden (fig. 2). De duim moet achter de slinger worden geplaatst en niet er om heen . Dit in verband met eventueel terugslaan van de motor. Bij de meeste dieselmotoren is voor het handstarten een voorziening getroffen om tijdelijk compressie te verminderen . Dit geschiedt dan door een van de kleppen te lichten; een speciaal mechanisme zorgt er voor dat de klep tijdens het draaien weer in zijn oorspronkelijke stand terugkomt.

Als regel kan worden aangenomen dat een dieselmotor, welke zonder veel moeite rond gedraaid kan worden, slecht of in het geheel niet gestart kan worden en dus aan revisie toe is.

Bij het starten zonder hulpmiddelen moet met de compressie een temperatuur worden bereikt welke hoger is dan 420 ° C, daar bij deze temperatuur de dieselbrandstof begint te kraken, waardoor de lichtere koolwaterstoffen vrijkomen en gaan verbranden. Bij diverse indirect ingespoten motoren is in de vóórverbrandingskamer een gloeispiraal aangebracht, welke alvorens te starten ± 1 minuut wordt aangezet, waardoor de lucht in de kamer wordt voorverwarmd.

Het is wel raadzaam bij het vervangen van gloeispiralen er op te letten dat deze niet te ver in de kamer steken, waardoor ze in de straal van de verstuiver zouden komen. Als dit het geval zou zijn verbrandt de gloeidraad in korte tijd tengevolge van plaatselijke oververhitting. Het is het beste steeds de door de fabriek aanbevolen gloeispiralen te gebruiken. In twijfelgevallen moet men de maat in fig. 3 aangegeven aanhouden. Bij enkele motoren past men een systeem toe dat gebruikt wordt wanneer de temperatuur van de buitenlucht beneden 0 ° C. komt; dit is het kigass -systeem. Bij dit systeem is in het inlaatspruitstuk een gloeidraad aangebracht (fig. 4a en b). Deze kan vanaf het dashbord ingeschakeld worden; na ongeveer 1 min. wordt dan door de bestuurder met een pompje (fig. 5), dat ook op het dashbord is geplaatst, enige dieselolie op de gloeidraad gespoten.

 

 

Blad 82 — Zie hierbij Afb. A 47

 

Blad 81           Blad 83

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010