CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK X — KOELING

 

Paragraaf 44

INLEIDING (Afb. 48)

 

Het doel van de koeling is de temperatuur in een motor op een dusdanig peil te houden dat de goede werking en de smering geen gevaar kunnen lopen.

De koeling van een motor is eigenlijk een noodzakelijk kwaad: slechts een gedeelte van de bij de verbranding vrijkomende warmte kan rechtstreeks in aandrijfkracht omgezet worden.

Veel warmte moet via de wanden van de verbrandingsruimte afgevoerd worden, daar anders de zuiger door de grote uitzetting vastloopt. Als men de warmtebalans van een mengselmotor bekijkt (fig. 1) dan ziet men dat van de 100 % toegevoerde warmte 32 % door koeling verloren gaat, 35 % gaat via de uitlaat naar buiten, door uitstraling gaat 2 % verloren en 7 % gaat verloren door verlies van kracht tengevolge van wrijving. De resterende 24 % wordt in nuttige arbeid omgezet.

Het nuttig gebruik bij een dieselmotor (fig. 2) is gunstiger, daar hier 34 % van de toegevoerde warmte in kracht wordt omgezet; het verlies door koeling bedraagt hier 35 %, door uitlaat en uitstraling 23 % en door wrijving 8 %.

Water en lucht zijn de stoffen die men gebruikt om de overtollige warmte af te voeren. Ook speelt de smeerolie bij de koeling van de motor een voorname rol.

De toegepaste koelsystemen bij landbouwtrekkers zijn water- of luchtkoeling. Bij waterkoeling wordt de warmte overgedragen aan stromend water, dat de warmte later weer afstaat aan de lucht. Men zou dit dus als indirecte luchtkoeling kunnen betitelen. Bij luchtkoeling wordt de warmte rechtstreeks overgedragen aan de lucht, zodat men dit dus directe luchtkoeling zou kunnen noemen.

 

 

 

 

Blad 85 Zie hierbij Afb. A 48

 

Blad 84           Blad 86

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010